Anne en Martijn leven op 16 vierkante meter. Mét een baby en een hond. Ze zouden niet anders willen, want hun omgebouwde Mercedesbus geeft ze de vrijheid om altijd en overal samen te zijn.

Anne staat in de keuken een curry te maken op het tweepits gasfornuis, met hond Foofur aan haar voeten. Achter haar ligt de 6 maanden oude Espen vrolijk te kirren in de box: een dik matras met een net eromheen dat tot het dak van de bus reikt. Het is ook zijn bed én aankleedkussen. Op de okergele bank daarnaast leest Martijn een boek. Dit is waar Anne blij van wordt: samen zijn, elke dag dicht op elkaars lip.

Dat kan ook niet anders als je woont op 16 vierkante meter. In de bus die Anne en Martijn ombouwden tot een huisje, reizen ze nu door het zuiden van Europa. Anne: “Waar we naartoe gaan en hoelang we op een plek blijven, weten we van tevoren niet. Dat ligt aan het weer en of we water en stroom nodig hebben. Maar ook aan ons werk: Martijn vindt als timmerman overal ter wereld betaalde klussen. Soms via ons social media netwerk, meestal via zijn professionele netwerk. In Frankrijk kent hij bijvoorbeeld heel veel vakgenoten. Als ik niet druk ben met Espen, help ik Martijn bij de timmerklussen. Ook maak ik video’s van onze lifestyle voor op social media. Daar verdien ik nu nog niets mee, wie weet in de toekomst wel.

Na een grote timmerklus kunnen we weer een paar maanden vooruit. Zo veel kosten hebben we namelijk niet, naast onze zorgverzekering zijn eten en Diesel het belangrijkst. Dat kost tussen de 0 en 1.000 euro per maand, het verschilt enorm. In Scandinavië stonden we bijvoorbeeld voor een klus 5 maanden op het erf van een gezin waar we elke dag mee mochten eten. Daarna reisden we veel en waren onze kosten dus hoger.”

Op het eerste gezicht

Het verhaal van Anne en Martijn begint eind 2015 in Eindhoven. “Ik stond in de regen op de trein te wachten toen ik voor het eerst in de ogen van Martijn keek. Er gebeurde iets: pats, boem! We zeiden niets tegen elkaar maar zijn in de trein naar Amsterdam wel tegenover elkaar gaan zitten. Anderhalf uur lang durfden we geen woord te wisselen. Pas toen ik uitstapte, stopte ik Martijn snel mijn kaartje toe. Diezelfde middag stuurde hij me een berichtje.

Op dat moment had ik een koophuis en werkte ik als magazijnmedewerkster bij een apotheek om mijn opleiding tot massagetherapeut te bekostigen. Is dit het nou? dacht ik vaak. Elke dag, elke week was hetzelfde. Ik wilde weg uit die sleur maar ik wist niet hoe. Dat veranderde toen ik Martijn leerde kennen.

We spraken af om wat te gaan drinken. De week daarna gingen we een hapje eten en een paar weken later vierden we samen oud en nieuw in de camper van Martijn. Die Mercedes 508 bus uit 1977 had hij gekocht om korte tripjes mee te maken. Toen we er in februari 2016 samen mee op wintersport naar Italië gingen, zeiden we gekscherend: ‘Zullen we gewoon in deze camper gaan wonen?’ Met Koningsdag stonden we allebei onze spullen te verkopen op de vrijmarkt.

Ik ben altijd een twijfelkont geweest, bij alles wat ik deed vroeg ik me af: moet ik dit wel doen? Nu voelde ik voor het eerst dat alles klopte. Die zomer bouwden we de camper van Martijn zo om dat we er in konden wonen. We verkochten onze huizen en vertrokken begin 2017 naar Scandinavië. De vrijheid van een reizend leven sprak ons aan. Maar we wilden vooral zo veel mogelijk bij elkaar zijn. Niet ieder naar ons eigen werk gaan maar elke dag samen van het leven genieten.”

Kindje op komst

“We hadden het wel eens over kinderen. ‘Als we voor een kindje gaan, dan wel in de camper’ zei Martijn. Het was eerder een voorwaarde dan een obstakel. Vooral Martijn kreeg het benauwd bij het idee van een koophuis en een vaste baan. Ik vond het vooral belangrijk om veel bij mijn gezin te kunnen zijn, alles samen mee te maken. Met deze levensstijl kan dat.

Martijn en ik leefden toen al ruim twee jaar op een paar vierkante meter samen en dat beviel ons heel goed. Bovendien waren we gewend om onze ruimte te delen met Foofur, een New Foundlander van 60 kilo. Het was voor ons allebei vanaf dag één vanzelfsprekend dat de hond van Martijn mee ging in de bus. Ja, hij is groot. En hij ligt wel eens in de weg. Dan stappen we over hem heen, want vaak is hij te koppig om ergens anders te gaan liggen. Maar het is vooral een knuffelkont die het liefst zo dicht mogelijk tegen ons aan ligt. Heerlijk!

We zaten in het voorjaar van 2018 in Letland toen we online een Mercedes-Benz bus zagen waar we allebei verliefd op werden. ‘Zullen we weer een bus gaan verbouwen?’ zei ik. Na anderhalf jaar reizen door Scandinavië en de Baltische staten hadden we wel weer zin in een nieuw avontuur. We haalden de bus naar Nederland zodat we een basis hadden voor de verbouwing. Op het terrein van familie van Martijn begonnen we eind 2018 te klussen aan ons nieuwe huisje. Niet veel later bleek dat ons nog een avontuur te wachten stond: ik was zwanger.”

Zware zwangerschap

“De eerste vijf maanden van de zwangerschap was ik kotsmisselijk. Ik kon nog geen slok water binnenhouden, als ik mijn ogen open deed had ik al een bakje nodig. ‘Wil je alsjeblieft in de snackbar gaan eten?’ vroeg ik een keer aan Martijn. Ik kon de geur van eten op een meter afstand van mijn bed niet verdagen. Zijn handen roken ook nog eens naar smeerolie en diesel. Toen voelde onze camper voor het eerst wel eens te klein.

‘Doen we hier wel goed aan?’ zei ik op een dag. ‘Moeten we niet toch voor een vaste basis kiezen?’ Het was rotweer, de verbouwing zat flink tegen en ik was te ziek om Martijn daarbij te helpen. Een huis kopen of huren doe je echter niet zomaar. Diep in ons hart wilden we dat natuurlijk ook niet. In onze ogen was er dus maar één optie: doorgaan. Toen Espen er eenmaal was, viel alle twijfel weg. We logeerden nog een paar weken in het huis van mijn moeder, maar ik kon niet wachten tot ons nieuwe huisje af was.”

De bus

“Dat moment kwam toen Espen twee maanden oud was. Bij het inrichten van de bus hadden we ons gevoel gevolgd en dat bleek gelukkig helemaal te kloppen. Wasbare luiers en vieze rompers zijn zo schoon in onze kleine reiswasmachine. De ene keer hangen die te drogen in Frankrijk, de andere keer in Portugal. Zelf springen we het liefst een meertje in om ons te wassen, maar als dat niet kan genieten we van de luxe van onze eigen mini-badkamer met douche en toilet. Voor Espen kunnen we daar een badje op onze hoogte in plaatsen.

Ons water komt uit een tank van 120 liter en er kan 40 liter in de boiler. Dat lijkt heel wat, maar met een baby zijn we daar zo doorheen. Gelukkig zijn er wereldwijd camperplaatsen waar we gratis of voor een euro onze watertank kunnen vullen. Het mooie is: dat water wordt verwarmd door onze motor als we rijden. Koken doen we op gas, onze kachel werkt op diesel en elektriciteit komt van de zonnepanelen op het dak.

Espen heeft op dit moment genoeg speelruimte in de bus, ik leg hem in de box of op een kleedje op de grond. Als hij straks meer gaat kruipen en lopen, is daar ook buiten alle ruimte voor. Vooral nu we het warme klimaat tegemoet rijden. Maar ook in de winter zijn wij veel buiten, we zijn niet anders gewend. Ook Espen weet straks niet beter.”

Op elkaars lip

“Samenleven op 16 vierkante meter betekent wel dat we altijd rekening met elkaar moeten houden. We gaan elke avond op dezelfde tijd slapen, want als we het bed naar beneden takelen verdwijnt de zithoek daaronder. Foofur heeft in de bus geen eigen plek, dus die ligt soms gewoon midden in het gangpad. Als Espen overdag slaapt moeten wij rustig zijn, want hij ligt in de ruimte waar wij leven.

Natuurlijk is dat wel eens intens, soms zelfs zwaar. Vooral de eerste maanden waren pittig, Espen zat toen niet lekker in zijn vel. Op een dag stroomden de tranen van wanhoop over mijn wangen. Ik dacht alleen maar: ik wil hier weg! Espen bleef maar huilen, Foofur liep net op dat moment gigantisch in de weg en Martijn zat net als ik met zijn handen in zijn haar. Dan voelt 16 vierkante meter opeens heel klein.

Op dat moment ben ik even naar buiten gelopen. Want de ruimte die we binnen niet hebben, hebben we buiten wel. En hoe fijn we het ook vinden om samen te zijn, het is ook belangrijk om af en toe even tijd voor onszelf te nemen. We merken dat we daar iets meer behoefte aan hebben nu Espen er is. Al is het maar een keer alleen boodschappen doen, een stukje hardlopen of met de hond wandelen.

Toen de rust die dag was wedergekeerd, heb ik mijn frustraties met Martijn gedeeld en hebben we gepraat over hoe we het anders zouden kunnen doen. Omdat we in zo’n kleine ruimte wonen, is het extra belangrijk dat we goed blijven communiceren. We moeten toch de hele dag met elkaar samenwerken en kunnen elkaar niet zomaar ontlopen. Achteraf bleek Espen in die tijd last te hebben van zijn nek, daar zat na de lange bevalling een spiertje vast. Toen een osteopaat in Nederland dat had losgemaakt, hadden we opeens een heel andere baby.”

Toekomst

“Het voelt heerlijk om na een jaar in Nederland weer onderweg te zijn. Dat deden we voor het eerst toen Espen 3 maanden oud was. ‘Heeft die camperplaats wel een watervoorziening? En hoe lang is het nog rijden?’ vroegen we ons af in de Duitse Eiffel. We wilden wel voor vijven ergens parkeren, zodat Espen rustig kon eten en slapen. Heel anders dan voorheen, toen we wel eens acht uur per dag reden of pas ’s avonds laat een plekje voor de nacht zochten. Nu bepaalt Espen het ritme van de dag. Dat maakt reizen een stuk trager en minder spontaan. Dat we daardoor langer op één plek blijven hangen, vinden we eigenlijk wel fijn. We aarden wat meer in plaats van altijd maar door te reizen.

Als we gaan rijden, staat Espen in zijn Maxi-Cosi gezellig tussen ons in. Die zit muurvast in het Isofix-achtige systeem dat we in het houten tafelblad hebben gebouwd, dat doorloopt tot aan het dashboard voorin de bus. Bij het geronk van de motor slaapt Espen vaak extra lekker. Al ronkt een zestig jaar oude Mercedes-Benz wel wat harder dan gemiddeld, dus krijgt Espen altijd een baby-koptelefoon op tijdens het rijden.

Hoe ons leven eruit ziet als Espen naar school gaat, zien we dan wel. Als we in Nederland willen wonen, moeten we terug zijn als hij 4 jaar is. Maar in Noorwegen geldt de leerplicht bijvoorbeeld pas vanaf 7 jaar. Thuisonderwijs is ook een optie. Ik heb geen idee hoe we er dan in staan. Met deze levensstijl hoop ik Espen in elk geval mee te geven dat alles mogelijk is. Als je iets wil, ga er dan voor. Trek je niet teveel aan van wat andere mensen daarvan vinden. Daar ben ik zelf ook beter in geworden. Er zullen vast mensen zijn die het gek vinden dat mijn baby achter een net slaapt. Maar als ik zie dat Espen blij is en dat het veilig is, dan is het goed. Als we maar samen zijn.”

Dit artikel verscheen in 2020 in Ouders van Nu

Anne en Martijn wonen met hun baby in een bus
Leer je kind babygebaren gebarentaal

Ziet je baby een vogel? Wil hij een boterham of een eitje? Met babygebaren kan hij je dat vertellen vóórdat hij zijn eerste woordjes zegt. Dat is niet alleen heel leuk, het voorkomt ook een hoop frustratie. En ja: je kindje leert nog steeds praten. Het stimuleert de taalontwikkeling juist.

Als Kiki een boterham wil smeren, schudt haar dochter Josephina (14 maanden) haar hoofd. Ze maakt het gebaar voor ‘ei’ door met haar rechterwijsvinger op haar linker vuistje te tikken. Josephina is net 1 en heeft dus nog niet de fijne motoriek om te kunnen praten. Maar wél al de grove motoriek om gebaren te maken. Zo kan ze toch duidelijk maken dat ze liever een eitje wil dan een boterham.

‘Lekker eitje, hè’, zegt Kiki als haar dochter even later zit te smikkelen. Josephina kijkt haar aan en maakt het gebaar voor ‘nijlpaard’. Huh, nijlpaard? Kiki snapt er niets van. Josephina lacht en maakt het gebaar nog een paar keer, samen met het gebaar voor ‘spelen’. Later hoort Kiki dat haar dochter op de opvang met een nijlpaard heeft gespeeld. “Daar dacht ze blijkbaar aan terug, en ik vind het zo gaaf dat ze die gedachte uit zichzelf met mij kan delen”, vertelt Kiki. “En dat ze nu al kan aangeven wat ze wil, in plaats van dat wij dat voor haar bepalen.”

Goede oren

Josephina heeft een goed gehoor. Waarom gebruiken haar ouders dan gebaren om met haar te communiceren? “Dat is de eerste stap in de communicatieontwikkeling van kinderen”, vertelt Lissa Zeviar, oprichter van het babygebarenbedrijf Gebarenstem. Zelf groeide Lissa op met 2 dove ouders. Omdat ze de gebaren van haar ouders oppikte, kon Lissa al met haar ouders communiceren toen ze 8 maanden oud was.

Lissa: “Vanaf 6 maanden ontwikkelt een baby de grove motoriek om gebaren te maken. Kijk maar: je baby strekt zijn armpjes naar je uit om te zeggen ‘pak me op’, hij zwaait om ‘dag’ te zeggen, schudt ‘nee’ en knikt ‘ja’. Hij begint op die leeftijd ook verbanden te leggen tussen woorden, voorwerpen en handelingen. Hij herkent een eendje in de vijver en voelt dat hij dorst heeft. Dat wil hij graag met je delen. Maar de fijne motoriek die een kindje nodig heeft om woorden te vormen met zijn mond, ontwikkelt zich pas tussen de 12 en 18 maanden.”

Op cursus?

Toen Josephina 6 maanden oud was, volgden Kiki en haar man Andrew een oudercursus baby- en kindergebaren. Kiki: “Ik zag een folder liggen bij mijn verloskundige. ‘Geef je baby een stem’ stond er op. Wij waren wel benieuwd wat ons meisje allemaal al te zeggen had. Samen volgden we de 3 bijeenkomsten van 1,5 uur. Daar leerden we wat babygebaren zijn en hoe we ze aan Josephina konden leren. We oefenden ook alvast 80 gebaren die we meekregen in een boekje.”

Voordeel: de gebaren die je leert komen uit de Nederlandse Gebarentaal, dezelfde taal die doven en slechthorenden in Nederland gebruiken. Dat is toch mooi meegenomen?

Hoe werkt het?

Door consequent voor, tijdens en na het eten het gebaar voor ‘eten’ te maken, leerden Kiki en Andrew hun dochter het gebaar voor ‘eten’ (een denkbeeldige lepel naar je mond brengen). Ze spreken het woord ‘eten’ daar ook bij uit. “Je blijft dus gewoon tegen je kindje praten zoals je altijd doet. De gebaren ondersteunen de gesproken taal, ze vervangen die niet”, legt Kiki uit. “Zie het als een soort ondertiteling.”

Zo ging het ook met woorden als drinken, papa, mama, hond en poes. Kiki: “Rond 7 maanden merkten we dat Josephina naar onze handen begon te kijken als ze een bekend woord hoorde. Ze was 9 maanden toen ze voor het eerst zelf een duidelijk gebaar maakte: ze kneep haar hand dicht en weer open, het gebaar voor de lamp aan of uit doen. Toen wij vervolgens de lichtknop omzetten, lag ze helemaal in een deuk. Dagenlang wilde ze het licht aan en uit, want voor het eerst werd ze gehoord en begrepen.”

Dag driftbui

Voor de zoveelste keer haalt Annette Lenters (36) haar zoontje Lewis van 18 maanden van de stoel waar hij op klimt. Dat vindt Lewis niet leuk. ‘Ik zie dat je boos bent’, zegt Annette, die alle 3 haar kinderen gebaren leerde. Ze balt haar vuist, het gebaar voor ‘boos’. Lewis antwoordt bevestigend met hetzelfde gebaar. Annette: “Op die manier kan hij zijn boosheid uiten en weet hij dat ik die boosheid zie en erken. Vervolgens vraag ik – ondersteund met gebaren – hoe ik hem kan helpen. Hij gebaart dat hij wil spelen en ik vraag waar hij dan mee wil spelen. Zijn boosheid zakt weer.”

Het is voor jonge kinderen lastig om hun gevoelens te uiten, al helemaal als ze nog niet kunnen praten. “Gebaren kunnen daarbij helpen”, vertelt Lissa. “Emoties zijn heel abstract, maar met gebaren maak je ze tastbaar. Dat voorkomt frustratie voor jullie beiden, je kind kan duidelijk maken hoe hij zich voelt en jij kunt dat erkennen. Daardoor voelt hij zich beter begrepen en slaat zijn verdriet of woede minder snel om in een huil- of driftbui.”

Dat geldt ook voor pijn, merkt Kiki. “Ook pijn is natuurlijk nog heel abstract voor Josephina, maar ze begint het te snappen. Toen haar kiezen doorkwamen, drukte ik zachtjes met mijn vinger op die plekjes en riep ik: ‘auw, auw, auw’. Daarbij maakte ik het gebaar voor pijn: schudden met je open hand. Voorheen was het gissen wat er aan de hand was als ze ons een nacht wakker hield. Pas als ik de volgende ochtend een wit bobbeltje door zag komen dacht ik: oh ja! Nu maakt ze het gebaar voor pijn en pakt ze haar tanden vast.”

Kleine beelddenkers

‘Heb je gepoept?’ vraagt Daniël Mulder (37) aan zijn 18 maanden oude dochter Nora. Hij ondersteunt zijn zin met het gebaar voor poep door zijn hand in een kommetje van boven naar beneden te bewegen. ‘Ja’, zegt Nora, en ze maakt hetzelfde gebaar. ‘Zullen we je luier verschonen?’ vraagt Daniël, terwijl hij het gebaar voor luier maakt. Nora snapt het meteen, ze draait zich om en loopt naar haar slaapkamer.

Kinderen houden van voorspelbaarheid, ze vinden het fijn om te weten wat er gaat gebeuren. Met gebaren kun je dat nog sneller en beter duidelijk maken. Lissa: “De taalverwerking gaat bij jonge kinderen nog niet zo snel. Met gebaren maak je taal visueel en kinderen zijn echte beelddenkers. Een ‘plaatje’ komt dus veel sneller en beter binnen dan alleen een gesproken woord. Bovendien word je gedwongen om met aandacht te communiceren – je moet elkaar immers aankijken.”

Dat merkt Annette ook als ze met Lewis in de speeltuin is. ‘We gaan nog 1 keer van de glijbaan en daarna is het klaar’, zegt ze. Ze ondersteunt haar zin met de gebaren voor ‘1 keer’, ‘glijbaan’ en ‘klaar’. Na nog een keer glijden vindt Lewis het jammer dat de pret over is, maar hij sputtert niet tegen. Hij herhaalt het gebaar voor ‘klaar’. Annette: “Gesproken taal lijkt soms het ene oor in en het andere oor uit te gaan, met gebaren komt de boodschap duidelijker aan. Ik heb ook het idee dat Lewis me sneller snapt. Als ik zeg dat we in bad gaan, zie ik hem nadenken. Als ik het gebaar voor bad erbij maak, loopt hij direct naar de badkamer.”

De trend groeit

In Amerika is gebarentaal voor baby’s en kinderen al populair, in Nederland begint dat nu te komen. “Het aantal cursisten bij Gebarenstem groeit en onze DVD’s en cursusboeken worden steeds meer verkocht”, vertelt Lissa Zeviar. “Ook zetten steeds meer kinderdagverblijven gebaren in om de pedagogische kwaliteit op de groep te verhogen.”

Het kinderdagverblijf van Josephina werkt nog niet met gebaren. Jammer, vindt Kiki. “De meeste mensen begrijpen Josephina niet, daar lopen we wel tegenaan. ‘Ze kan al zoveel zeggen, maar wij kunnen haar niet verstaan’, zeggen ze op de opvang. Als mijn schoonmoeder een boekje voorleest, maakt Josephina allemaal gebaren en kijkt ze afwachtend naar oma’s handen, maar mijn schoonmoeder kent die gebaren niet. Daarom gaat zij nu ook een cursus doen, net als mijn zwager en mijn zus. Zij willen ook met Josephina kunnen communiceren.”

Zo’n cursus is niet noodzakelijk, maar Kiki raadt het wel aan. “Daar konden we volop vragen stellen en ervaringen uitwisselen, en we kregen tips die we zelf niet hadden kunnen bedenken. Dat je niet alleen met praktische gebaren moet beginnen zoals ‘luier’, maar ook met gebaren die je kind interessant vindt zoals ‘poes’ en ‘bal’. Dan zal hij het sneller oppikken want die poes boeit hem veel meer dan die luier. Josephina kent inderdaad de gebaren voor alle dieren, maar ‘luier’ gebaart ze nooit.”

Nooit te oud

Je kunt vanaf 6 maanden met babygebaren beginnen, maar later is ook prima. Hoe ouder je baby is, hoe sneller hij de gebaren oppikt. Zelfs als hij al praat is het nog zinvol om ermee te beginnen. Je kindje kan waarschijnlijk nog niet alle woorden goed uitspreken en veel woorden lijken op elkaar. Bedoelt hij nu ‘muis’ of ‘huis’? Gebarentaal vormt dan een soort ondertiteling.

Annette: “Mijn meiden van 4 en 6 jaar gebruiken ook nog regelmatig gebaren. Handig als ze niet uit zichzelf ‘dankjewel’ zeggen. Dan hoef ik daar niet zeurderig op aan te dringen, maar maak ik onopvallend het gebaar voor ‘dankjewel’ en dan weten ze genoeg. Het gebaar voor ‘ik hou van jou’ maken we ook nog altijd naar elkaar. En als zij buiten spelen kan ik door het raam met ze communiceren. ‘Knap gedaan’, gebaar ik dan, of ‘Geen ruzie maken, zeg maar sorry tegen elkaar’. Het is ook mooi dat zij nu al met hun kleine broertje kunnen ‘praten’.”

Gaat ie nog wel praten?

De grote vraag is: leren deze kinderen nog wel praten, als ze zich al in gebaren kunnen uitdrukken? “Ja hoor”, zegt Daniël. Hij krijgt die vraag ook vaak. “Nu ze 1,5 is merk ik dat Nora steeds vaker woorden uitspreekt en de gebaren weglaat. Het gebaar voor ‘mama’ gebruikt ze al bijna niet meer. Gebaren remmen haar spraakontwikkeling dus niet af, ik heb zelfs het idee dat ze gesproken woorden sneller oppikt.”

Uit Amerikaans onderzoek blijkt inderdaad dat het gebruik van gebaren de taalontwikkeling van kinderen stimuleert. Lissa: “Omdat je baby al op heel jonge leeftijd actief met zijn woordenschat aan de slag gaat, wordt het taalverwervingsproces eerder in gang gezet. Stel dat hij het woord ‘bal’ met 13 maanden kan gebaren. Op het moment dat hij motorisch in staat is om dat woord uit te spreken, zal hij dat al snel doen. Het zit al in zijn actieve woordenschat.”

Je hoeft geen taal te leren

Kiki’s dochter Josephina kan haar ouders inmiddels duidelijk maken dat ze wat wil drinken, dat ze op zoek is naar de bal of dat ze een poes ziet. Elke maand komen daar weer nieuwe gebaren bij. Die halen Kiki en Andrew uit apps en video’s zoals het Kwebl Gebarenboek en het Youtube kanaal van ‘Het Gebaar van de Dag’.

Dat klinkt misschien intensief, maar zo ervaart Kiki het helemaal niet. “Je hoeft geen nieuwe taal te leren. Je blijft gewoon praten tegen je kindje maar je ondersteunt die gesproken taal met af en toe een gebaar. Dat kost drie seconde extra, maar het brengt je zó veel. Ik vind het een openbaring om er achter te komen wat er in Josephina’s hoofd omgaat. Ze neemt nu deel aan een gesprek in plaats van dat we tegen of over haar praten.”

Dit artikel verscheen eerder in Ouders van Nu

Groter gaan wonen als er kinderen op komst zijn? Karin deed het tegenovergestelde. Zij en haar man Gijsbert wonen met hun kinderen Juliëtte en Berend en hun hond Bono in een tiny house van 25 vierkante meter. Waar laten ze al het speelgoed? Wat doen ze ‘s avonds als de kinderen in bed liggen? En wat betekent het voor hun hypotheek?

Doelgericht loopt de driejarige Juliëtte naar een houten opstapje in de woonkamer. Ze trekt een klep open en tovert een puzzel tevoorschijn. Het trapje blijkt een kist vol speelgoed te zijn. “Ja, dit huis is heel efficiënt ingericht”, vertelt Karin (35) vanuit de keuken, terwijl ze de kleine Berend van 16 maanden in de gaten houdt. “Berend heeft er zijn missie van gemaakt om de trap naar de slaapvide te beklimmen. Die hebben we maar even gebarricadeerd met een koffer, want een standaard traphekje past er niet op. Een box hebben we niet, dus ik moet Berend gewoon wat meer in de gaten houden. Als het nodig is kan hij in zijn slaapkamertje spelen. Dat is 3 vierkante meter groot, maar het bedje is opklapbaar zodat het hokje ook als speelruimte kan dienen. Gijsbert heeft een eigen bouwbedrijf, dus we hebben dit tiny house zelf ontworpen en gebouwd. Daardoor is het helemaal op maat gemaakt voor ons gezin. Alles wat we nodig hebben en wat ons dierbaar is, past er in.”

wonen in een tiny house met kinderen

Karin en Juliëtte

Hypotheekvrij

“Gijsbert en ik hebben nooit gedroomd van een groot huis. Als wij fantaseerden over de toekomst dan zagen we een klein huisje voor ons met een veranda ervoor met een schommelstoel erop. We ontmoetten elkaar in 2007 in Frankrijk, waar Gijsbert werkte als beheerder van een vakantiedorp waar ik met vriendinnen vakantie kwam vieren. Hij kwam voor mij naar Nederland en we kochten een appartementje van 60 vierkante meter in Zeist.”

‘Vooral na de geboorte van Juliëtte kregen we regelmatig de vraag wanneer we groter gingen wonen’

“We hadden het daar goed naar onze zin, ook toen er kinderen kwamen vonden we dat we genoeg ruimte hadden. Het enige dat we misten op zes hoog was een tuin. Onze omgeving dacht daar anders over, vooral na de geboorte van Juliëtte kregen we regelmatig de vraag wanneer we groter gingen wonen. Die opmerkingen brachten mij aan het twijfelen: moesten we dan toch op zoek naar iets ruimers?”

“Een groter huis betekent ook een hogere hypotheek. Eigenlijk werkte onze hypotheek ons al op de zenuwen. Het benauwde ons dat we er nog zeker dertig jaar aan vast zouden zitten en we vonden het zonde dat er zo’n groot deel van ons inkomen naar ons huis ging, dat geld zouden we liever anders spenderen. Emigreren naar Frankrijk was en is onze grote droom, maar daarvoor sparen lukte niet. We hadden financieel niets te klagen maar als we wat overhadden dan legden we dat opzij voor de toekomst van de kinderen. Je weet niet wat het leven brengt, wat als ik mijn baan als communicatieadviseur zou verliezen of als de kinderen onverwacht meer zorg nodig zouden hebben? Daar was financieel geen ruimte voor. Toen het appartement in crisistijd ook nog eens flink in waarde daalde, waren we er helemaal klaar mee.”

‘Eindelijk een beweging die klein wonen niet ziet als tekort schieten, maar als genoegen nemen met genoeg.’

“Alles veranderde toen ik in 2014 in Salt Magazine een artikel las over tiny houses. Zelfvoorzienende mobiele huisjes van 20 á 30 vierkante meter, zonder hypotheek. De kosten liggen tussen de 30.000 en 60.000 euro, afhankelijk van de keuzes die je maakt in materialen en voorzieningen. Gijsbert en ik waren opslag verliefd op de huisjes. Ze stralen zoveel creativiteit uit en de eenvoud sprak ons aan. In één klap waren al mijn twijfels weg, dit past bij ons! Eindelijk een beweging die klein wonen niet ziet als tekort schieten maar als genoegen nemen met genoeg. In 2016 begonnen we met de bouw van ons eigen tiny house. We zetten ons appartement te koop en verhuisden in mei 2017 naar ons huisje van 25 vierkante meter.”

wonen in een tiny house met kinderen

Minimalistische kinderen

“Kennissen reageerden verbaasd. ‘Dat kan helemaal niet met kinderen’, zeiden ze. Ze associeerden een tiny house met een stacaravan en konden zich niet voorstellen dat een heel gezin daar permanent in kon wonen. Pas toen ze een jaar later in ons huisje stonden en met eigen ogen zagen hoe ruim het is opgezet, zeiden ze: ‘Ohja, het kan wel.’ Ons huis is hoog, het heeft veel ramen en het is gemaakt van duurzame materialen zoals hout en bamboe. Dat geeft een andere sfeer dan bijvoorbeeld een camper.”

‘Het zijn vooral volwassenen die denken dat kinderen veel binnenruimte, speelgoed en kleding nodig hebben.’

“Laatst liep er een meisje van negen langs ons huisje. ‘Mevrouw, wat heeft u een mooi indianenhuisje. Daar zou ik ook wel willen wonen’, zei ze tegen mij. Ik denk dat kinderen meester zijn in eenvoudig en minimalistisch leven, het zijn vooral volwassenen die denken dat kinderen veel binnenruimte, speelgoed en kleding nodig hebben. Juliëtte heeft twee broeken en twee rokjes die ze het liefst iedere dag aan wil. Haar andere kleding ligt te verstoffen in de kast. Met speelgoed is het net zo.”

wonen in een tiny house met kinderen

Berend op de veranda

“Natuurlijk hebben kinderen wel speelgoed nodig om zich te ontwikkelen en te vermaken, maar geen kasten vol. De laatste tijd merkte ik dat Juliëtte niet meer naar haar poppenbuggy omkeek. Ik heb hem weggegeven en ze heeft er nooit meer naar gevraagd. Zo gaat het vaker. Als ze straks ouder wordt zullen we haar meer bij dat proces betrekken, ik denk dat dat heel natuurlijk zal gaan. Ik wil mijn kinderen meegeven dat ze niet alles hoeven te bezitten. Je kunt ook delen, lenen en doorgeven. We zijn lid van de bibliotheek, ik krijg veel kleding van mijn zussen en met vrienden hebben we een Facebookgroep waar we kinderspullen doorgeven aan elkaar.”

Geen luiertas of commode

“Toen ik laatst met mijn moeder in een tuincentrum was, begon ik tussen de woonaccessoires te snuffelen. ‘Weg daar jij’, zei mijn moeder plagend. ‘Dat past niet in je huis’. Gelijk heeft ze, er is niet veel ruimte meer voor nieuwe spullen. Ik koop heus wel eens iets nieuws, een kledingstuk of een paar oorbellen bijvoorbeeld. Verwennerij met een houdbaarheidsdatum kan ook, ik kan echt genieten van een reep Tony Chocolonely. Ik merk wel dat de drang om nieuwe spullen te kopen minder wordt en dat voelt heel bevrijdend.”

‘Als je zwanger bent, worden je zoveel spullen aangepraat die je nodig zou hebben.’

“Dat we bijna al onze boeken de deur uit moesten doen, deed wel even pijn, maar verder voelde het juist heerlijk om te ontspullen. Onze oude meubels mis ik echt niet. Dat geldt ook voor babyspullen. Een commode hebben wij bijvoorbeeld niet meer, we gebruiken nu gewoon het bankje in de woonkamer. De luiers liggen in de kast daarnaast. Een luiertas heb ik ook niet. Een oude rugtas met een paar handige vakken volstaat prima. Flessen drogen gaat heel goed op een theedoek in plaats van in een flessendruiprek. Een flessenwarmer heb ik wel heel braaf gekocht bij mijn eerste zwangerschap, maar die was na een maand weer de deur uit. Je kunt je fles toch ook gewoon opwarmen in een pannetje water?”

“Als je zwanger bent worden je zoveel spullen aangepraat die je nodig zou hebben. Een groot deel is inderdaad heel handig, maar niet noodzakelijk. Er leven wereldwijd heel veel ouders zonder al die spullen, het is maar net wat je norm is. In ons land ligt die norm heel hoog. Dat is prima, maar het is geen voorwaarde voor goed moederschap.”

Op elkaars lip

“Toen Juliëtte deze week buiten zat te spelen, begon het te regenen. Ze gaf geen kik maar speelde ongestoord door. Op zulke momenten weet ik dat deze levensstijl bij haar past. Wonen in een tiny house betekent heel veel buiten leven en daar zie ik mijn kinderen echt van genieten. Juliëtte vind het bijvoorbeeld geweldig om zaadjes voor groenten en fruit in de grond te stoppen. ‘Slecht weer’ bestaat niet en tegen de kou kun je je kleden. Daardoor voelt ons tiny house van 25 vierkante meter zelfs ruimtelijker dan ons appartement van 60 vierkante meter. We zitten niet meer op een balkonnetje op zes hoog aan een drukke straat, we staan op een groot grasveld en als we de deuren opengooien zijn we buiten.”

‘Ons tiny house van 25 vierkante meter voelt ruimtelijker dan ons appartement van 60 vierkante meter.’

“In de winter genieten we ook van het buitenleven maar dan gaat het niet zo gemakkelijk als in de zomer. Daarom zijn we nu een veranda van 10 vierkante meter aan ons huisje aan het bouwen. Die wordt op koude dagen afgeschermd met doeken en verwarmd met een kachel, zodat de kinderen er kunnen spelen, wij er ’s avonds kunnen zitten, hond Bono er kan liggen of de was er kan drogen. Zo’n extra ruimte is in de winter wel onmisbaar.”

wonen in een tiny house met kinderen

“Daardoor voelt het ook niet alsof we te dicht op elkaars lip zitten. Soms is het zelfs een voordeel dat we in een kleine ruimte samenleven. Een paar dagen geleden begon Juliëtte ineens angstig te roepen in haar slaap. Vanuit mijn bed riep ik: ‘Het is goed, ga maar lekker slapen’, toen viel ze weer in slaap. Dan is het fijn dat ik even kan laten merken dat ik dichtbij ben. Natuurlijk zitten er ook nadelen aan. Soms kan Juliëtte lastig in slaap komen, dan gaat ze contact met ons maken door naar ons te roepen en liedjes te zingen. Pas als wij echt even naar buiten of naar de veranda gaan, kan zij rustig inslapen. Daarna kunnen we prima een filmpje kijken of een wijntje drinken, als de kinderen eenmaal slapen kun je een kanon naast ze afschieten.”

In de groene kliko

“Onze liefde voor de natuur speelde ook mee in de keuze voor een tiny house. We probeerden altijd al bewust te consumeren maar sinds geboorte van onze kinderen zijn we ons nog bewuster van het feit dat we de aarde doorgeven aan de volgende generatie. Dit huisje kan over vijftig jaar bij wijze van spreken grotendeels in de groene kliko. Het is helemaal zelfvoorzienend, we halen onze stroom uit zonne-energie en zuiveren het regenwater dat we opvangen. We hebben nu nog een gewone auto maar we zouden liever een elektrische auto willen. Dankzij onze lage woonlasten kunnen we daar ook daadwerkelijk voor gaan sparen.”

“Als we groter waren gaan wonen had ik waarschijnlijk meer moeten gaan werken, nu betalen we alleen nog de huur voor onze standplaats. Dat betekent niet dat ik nu minder ga werken, het gaat er om dat het kan als het ooit nodig is. Dat geeft een heel vrij gevoel.”

buitenspelen tiny house met kinderen

Berend en Juliëtte spelen veel buiten

“We staan nu met ons huisje op een camping in Bilthoven (2017). Dat is het nadeel van een tiny house, het is in Nederland niet legaal om zo’n huisje zomaar ergens neer te zetten. Wel starten steeds meer gemeenten met pilots voor tiny house locaties, wij zijn nu met de gemeenten Zeist en Nieuwegein in overleg voor een legaal plekje. Ook dat is wellicht tijdelijk, en daar zit ik wel een beetje mee. Het is handig dat ons huisje mobiel is, maar ik hoop wel dat we ons in de toekomst kunnen verplaatsen zonder de kinderen van hun basisschool te hoeven halen. Niet dat wij vijftig jaar op één plek willen wonen maar we zouden de kinderen wel graag een stabiele basisschooltijd willen geven.”

‘In de toekomst zouden we in een tiny village willen wonen.’

“Uiteindelijk zouden we in de toekomst in een tiny village willen wonen, met andere tiny house bewoners om ons heen. Als de kinderen ouder worden bouwen we er misschien wel een tiny house of een tipi tent bij voor hen. Wie weet gaat onze droom om naar Frankrijk te emigreren nog ooit in vervulling. Het mooie is dat we ons huisje dan gewoon mee kunnen nemen.”

Dit artikel verscheen in 2017 in Ouders van Nu.

OVN12 Persoonlijk- tiny house

Stel je voor: In een voormalige fabriek is een superhip appartement voor je ingericht en je kan er zo lang of kort in trekken als je wil. Je verveelt je nooit, want de rest van het huis deel je met andere bewoners die komen en gaan. Na een gezellige barbecue op de rooftopbar doe je een potje karaoke mee, om de volgende dag je laptop weer open te klappen in de luxe co-working space. Dat bestaat, het heet co-living.

Aan de rivier in de wijk Little Havana in Miami staat een victoriaans pension uit 1908. Startup Roam toverde het in 2016 om tot een modern huis waar 38 mensen met elkaar samen werken en wonen. De bewoners hebben elk hun eigen slaapkamer met ruime badkamer en airconditioning, de rest van het huis delen ze met elkaar. Niet alleen de keuken en de woonkamers maar ook het zwembad, de yoga ruimte en de bibliotheek.

‘Say hello for a week or stay for a lifetime’, schrijft Roam op hun website. Voor de één is dit huis in Miami een thuis voor een paar weken, de ander blijft er drie jaar. De bewoners kunnen komen en gaan wanneer ze willen. Geen probleem want veel meer dan een tandenborstel en wat kleren hebben ze hier niet nodig. Elke ruimte in het pand is even modern ingericht met luxe loungestoelen, gigantische planten en hippe bamboemeubels.

co-living bij The Collective in Londen ervaringen

De lobby van The Collective in Londen

Voor 500 tot 850 dollar per week zijn de bewoners van alle gemakken voorzien. Het internet is top, de schoonmaakster zit bij de prijs inbegrepen en de keuken is gevuld met basisvoorzieningen als peper, zout, olie, borden en pannen. In de co-workingspace kan 24 uur per dag rustig gewerkt worden, voorzien van verse koffie, goede wifi en comfortabele bureaustoelen. Samenwonen kan hier trouwens ook. Je betaalt per kamer, ongeacht of je daar alleen of met twee woont.

Luxe studentenhuis

De een noemt dit een luxe variant op het studentenhuis, de ander ziet het als een nieuwe manier van wonen voor moderne nomaden. Het wordt een oplossing voor de huizencrisis in grote steden genoemd of een remedie voor eenzame millennials die op zoek zijn naar verbinding. Welke definitie je ook kiest, co-living is een fenomeen dat groeit.

co-living ervaringen Roam Bali samen eten

Samen eten bij Roam in Bali

Roam, opgericht in 2016, biedt ook zulke huizen in Tokyo, Londen en op Bali. Dit jaar komen daar locaties in New York, San Francisco en Berlijn bij. Roam is niet de enige co-living start-up. Van New York tot San Francisco vind je sinds 2015 de zestien huizen van Common. In Londen zette The Collective in 2016 een gigantisch complex neer met 550 slaapkamers verdeeld over tien verdiepingen. Het kan ook minder massaal, Share House LT Josai in Japan telt maar 13 slaapkamers.

De vraag is groot, Roam kreeg de afgelopen twee jaar meer dan 11.000 aanvragen binnen en het Amerikaanse Common krijgt op dit moment meer dan 1.000 aanvragen per week voor de 500 kamers die ze hebben.

Comfortabel wonen

Het delen van huizen is niet nieuw. Het is al decennialang een manier om de hoge kosten van woonruimten in de stad te delen. Toch is co-living meer dan dat. “Co-living past binnen een bredere trend waarin we op zoek zijn naar nieuwe waarden” vertelt Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid. Hij onderzoekt al ruim dertig jaar de transformatie van onze samenleving. “De jaren tachtig en negentig stonden helemaal in het teken van materialisme, we zetten alleen maar in op groter en meer. Nu zien veel mensen in dat ze daar niet gelukkig van worden. Alles wat je opbouwt aan bezit kun je immers ook weer kwijtraken, in een crisis bijvoorbeeld. Minder bezit betekent minder risico en dat geeft vrijheid van geest.”

Vooral de millennialgeneratie kijkt anders tegen bezit aan. Rotmans: “Ze hechten niet meer zoveel waarde aan een eigen auto, maar willen er wel een kunnen gebruiken als het nodig is. Via een leen-app zoals Snappcar bijvoorbeeld. Zo hoeven ze ook niet per sé een eigen huis te bezitten, maar ze willen wel comfortabel en flexibel kunnen wonen.”

co-living ervaring studio The Collective Londen

Een studio van The Collective in Londen

Naast comfort en flexibiliteit zijn we ook meer waarde gaan hechten aan samen zijn en dingen met elkaar delen. “De globalisering heeft een onthechtend en vervreemdend effect. Daardoor hebben mensen meer behoefte aan verbinding, geborgenheid en vertrouwen” vertelt Rotmans. Daar komt bij dat het aantal singles nog steeds groeit en dat veel mensen zich eenzaam voelen.

Co-living huizen spelen daar op in. Er wordt samen gekookt, gegeten, op de bank gehangen, een wijntje gedronken en een spelletje gespeeld. De organisatie stimuleert dat community gevoel door activiteiten te organiseren, van een yogasessie tot een kajaktocht of een pokeravond. Want: ‘Life is better when we are part of something greater than ourselves’ schrijft de Amerikaanse co-living startup WeLive op hun website.

Levensgenieters

Minder bezit betekent ook dat je je gemakkelijker kunt verplaatsen. Ook dat vinden we in deze tijd belangrijk volgens Rotmans. “Vroeger trokken we als nomaden van plek naar plek om voedsel te vergaren maar moderne nomaden doen dat meer vanuit een luxe positie. Ze willen niet meer vast zitten op één plek want ze realiseren zich dat er heel veel te zien en te genieten valt.”

Voor zulke levensgenieters lijkt een co-living huis the place to be. ‘Make this life a wonderful adventure’ is één van de slogans van Roam. Dankzij de flexibele formule kun je de ene week op Bali wonen, dan een half jaartje in Londen en daarna een paar maanden in Tokyo. Terwijl de schoonmaakster je bed opmaakt en de conciërge een nieuw peertje in de lamp draait, kun jij in een hangmat genieten van een goed boek, jezelf ontwikkelen tijdens een workshop of nieuwe vrienden maken op de karaokeavond.

co-living ervaring tuin Roam Miami

De tin van Roam in Miami

Natuurlijk speelt de duurzaamheidstrend ook een rol. Een co-living huis biedt moderne luxe en gemak maar tegelijkertijd bespaar je ruimte, gas, water en stroom. Vaak zijn co-living huizen ook nog eens heel milieubewust. Bij Sun and Co komt de stroom bijvoorbeeld voor 100% van duurzame energiebronnen en zij doneren 2% van elke boeking aan een goed doel.

Toekomstbeeld

Jan Rotmans verwacht dat het fenomeen de komende jaren verder zal groeien. “Het is geen one size fits all formule natuurlijk, er zullen altijd mensen zijn die bezit wel belangrijk vinden. Maar ik zie wel een groeiende groep mensen die hierin meegaat.”

Hoe zit dat in Nederland? Ook hier delen we steeds meer met elkaar, van huizen en auto’s tot maaltijden en gereedschap. Ook hier is een gebrek aan betaalbare huur- en koopwoningen in grote steden en zoeken starters vooral naar flexibiliteit en gemak. Ook hier is eenzaamheid een issue. Zou een co-living huis hier aanslaan? “Ik zie niet in waarom niet” zegt Rotmans daarover. Hij ziet zeker mogelijkheden voor co-living in Nederland. “Misschien juist wel buiten de Randstad, omdat veel mensen in deze tijd op zoek zijn naar rust en zingeving.”

co-living ervaringen Roam Miami bar

Aan de bar bij Roam in Miami

Zij kiezen voor co-living

Modestylist Josefien van Geloven uit Amsterdam (40) verbleef in Roam huizen in Tokyo en Londen.

“In 2017 maakte ik een lange reis door Azië en Australië. Na een paar maanden reizen leek het me fijn om me een tijdje in Tokyo te settelen. Omdat ik in zo’n grote stad ver van huis was, sprak het idee van co-living me wel aan. Daar kon ik met mensen samenwonen die ook aan het reizen waren of die om andere redenen nog niet zo bekend waren in de stad. Ik had inderdaad meteen een sociaal leven in het Roam huis. Ik ging met anderen samen uit eten in Japanse restaurants, we gingen naar de film, naar het museum en naar het strand. Ik deed ook mee aan workshops die door Roam georganiseerd werden, zoals kalligrafie, een Japanse thee ceremonie en salsa dansen. Dat leverde me veel contacten op, ik spreek de vrienden die ik in die tijd gemaakt heb nog steeds wel eens. Aan de andere kant kan co-living ook iets te sociaal zijn. Ik merkte bijvoorbeeld dat ik minder contact legde met de Japanse locals in de buurt, wat ik anders misschien wel meer had gedaan. Toch zou ik zeker weer voor co-living kiezen als ik weer op reis ga en ergens voor langere tijd wil blijven.”

Cameron Sant (20) uit Engeland verblijft zeker een jaar in het Common huis Bowman in Washington DC, samen met zijn vrouw.

“Toen mijn vrouw en ik in 2017 onverwacht moesten verhuizen, zagen we co-living als een interessante nieuwe mogelijkheid. De meeste verhuurders stellen hoge inkomenseisen waar wij niet aan konden voldoen, maar via Common konden we snel en gemakkelijk een woonruimte in downtown DC vinden binnen ons budget. Het leuke is dat we nu samenwonen met allemaal mensen die we anders nooit ontmoet zouden hebben. Sommige bewoners zijn al goede vrienden van ons geworden. Het enige nadeel is het gebrek aan ruimte. In de gedeelde koelkast in de keuken heb je bijvoorbeeld maar een beperkt aantal schappen. Een ander potentieel nadeel is dat je niet zomaar vrienden kunt uitnodigen. Gelukkig zijn onze huisgenoten daar heel relaxed in, dus voor ons is dat geen probleem. We hebben hier nu een jaarcontract afgesloten. We weten nog niet wat we doen als dat contract afloopt, misschien blijven we nog wel langer. Ooit hopen mijn vrouw en ik een gezin te stichten, dan gaan we wel een eigen plekje proberen te vinden.”

Cognitief psycholoog Kristina Barger (37) uit South Carolina verbleef meerdere keren voor een paar maanden in het Roam huis in Londen.

“Voor een introvert persoon als ik kan het best lastig zijn om nieuwe vrienden te maken in een grote stad. Daarom koos ik voor co-living toen ik naar Londen verhuisde. De buurt was leuk, het huis was mooi ingericht en de keuken goed gevuld. Maar het leukst van alles vond ik de mensen. In grote steden zie je je vrienden tegenwoordig alleen nog tijdens etentjes of in de kroeg, maar in een co-living huis hoef je geen moeite te doen of geld uit te geven om met anderen in contact te komen. Ik raakte bevriend met een Australische schrijver die Hollywoodfilms maakt, een feministische rechtenprofessor uit Delhi, een team van Russische spelontwikkelaars en een professionele violist uit Tokyo. Omdat we met elkaar samenleefden spraken we elkaar ook op kwetsbare momenten: tijdens onze ochtendkoffie of ’s avonds op onze sloffen met een wijntje. Ik denk dat dat casual contact heel gezond is. Dat zijn we een beetje kwijtgeraakt in de moderne maatschappij. Tegelijkertijd is dat ook een nadeel, je kunt niet even de keuken in lopen zonder iemand tegen te komen en je hebt niet altijd zin in een gesprek. Toch zal ik zeker vaker in co-living huizen verblijven in de toekomst.”

 Voordelen

  • Gemak – Nooit meer toiletpapier kopen, een wasbak ontstoppen of thuisblijven voor de loodgieter. Zelfs je bed wordt verschoont.
  • Flexibiliteit – Geen muren witten of meubels kopen, je kan er zo in. Na een maand kun je weer vertrekken maar je mag ook jaren blijven hangen.
  • Gezelligheid – Je hebt niet alleen een plek om te wonen maar ook een community om je bij aan te sluiten. Fijn als je nieuw bent in een stad of er tijdelijk verblijft.
  • Duurzaamheid – Door woonruimte te delen verlaag je je footprint.

Nadelen

  • Privacy –’s Avonds in alle rust je maaltje eten of voor de tv hangen is er hier niet bij, tenzij je je in je eigen kamer opsluit.
  • Personaliseren – Je eigen kruidenrekje vullen in de keuken of je lievelingsstoel in de huiskamer zetten is geen optie, alles is al voor je ingericht.
  • Huisdieren – Helaas, die zijn in co-living huizen niet toegestaan
  • Kosten – Die lopen uiteen van 800 tot 3.000 euro per maand, maar de gemiddelde prijs ligt rond de 1.500 euro per maand. Voor ons best prijzig, maar een New Yorker kan daar anders over denken.

Duur? Dat ligt er aan wat je gewend bent

Common zette de maandelijkse kosten voor co-living in New York tegenover de kosten van een Craigslist appartement en een traditionele studio daar. In dit overzicht is de complete inrichting van co-living huizen nog niet meegerekend. Je bespaart dus ook nog eens flink omdat je geen inboedel hoeft te verzamelen.

  Common Appartement via Craigslist Traditionele studio
Huur 1.650 1.300 2.100
Nutsvoorzieningen Inclusief 60 110
televisieaansluiting Inclusief 50 100
Wasser en droger Inclusief 50 50
schoonmaakkosten Inclusief 120 240
huishoudartikelen Inclusief 40 40
Internet Inclusief 40 70
Totaal 1.650 1.660 2.710

bron: Common

Dit artikel verscheen in 2018 in Juist Magazine

Juist - Co-living

Ze worden wakker met het gekwaak van jonge eendjes en vallen in slaap bij het geruis van het water. Voor het blad Buitenleven vroeg ik Milly, Peter, Monique en Arjen hoe het is om aan boord van een schip te wonen. Een vrij leven, dicht bij de natuur.

Buitenleven - zomer 2018 - Levenophetwater

Voor Knack interviewde ik Valerie en Tim die met hun dochtertje Fenna en hun hond Lewis in een schoolbus wonen. Die hebben ze omgebouwd tot een rijdend hostel. Elke week nemen ze nieuwe gasten mee op avontuur.

Knack Nomads Bus

Voor Juist, het magazine van Elsevier, interviewde ik verschillende housesitters. Zij passen op de huizen van mensen die op reis of op vakantie zijn. Het ene stel leeft nomadisch en past het hele jaar door op huizen, terwijl het andere stel een eigen huis heeft en als hobby regelmatig in de huizen van anderen verblijft.

Klik op de foto van de pagina om het hele artikel te lezen in de Blendle kiosk.

Vraag de achtjarige Isobel wat ze allemaal leert en ze raakt niet uitgepraat. “Dat totaal onbevangen leergierige wat ze heeft zou wel minder zijn als ze op school zou zitten, vermoed ik” zegt haar moeder. Zij geeft Isobel thuisonderwijs.

In de huiskamer van de eengezinswoning in Lent heeft Isobel Put (8) een parcours uitgezet met kussens, opgerolde dekens en een Wobbel board. “Om de tien rondjes neem ik pauze” vertelt ze terwijl ze over de bank roetsjt. Op een vel papier turft ze haar score. “Ik heb al honderd rondjes gehad.”

Isobel is dol op sport. “Ik zit op floorbal en turnen, mama leert me paardrijden en met papa ga ik wel eens hardlopen” zegt ze. Als ze klaar is met haar parcours, komt ze aan de eetkamertafel zitten. Naast de hovercraft die ze gebouwd heeft van technisch LEGO ligt het boek van Freek in het wild. Nog een favoriet van Isobel: alles wat met natuur te maken heeft. “Soms ga ik met papa op zoek naar bloemen, planten en diertjes die we nog niet kennen. Die zoeken we op in een van deze boeken.” Uit de boekenkast, die een hele wand van de kamer in beslag neemt, haalt ze een stapel naslagwerken tevoorschijn. “In dit boekje staan allerlei soorten spinnen en deze gaat helemaal over planten. Kijk, deze hebben we bijvoorbeeld een keer gevonden: de boterbloem. De waterlelie en de grote ereprijs ook. En de koekoeksbloem hebben we hier in de tuin geplant.”

Isobel heeft een parcours uitgezet in de woonkamer
Recht op vrijstelling  

In Nederland moeten kinderen vanaf vijf jaar verplicht naar school. Toch krijgen zo’n 600 kinderen in ons land thuisonderwijs. Omdat er geen school in de buurt is die bij de levensovertuiging of religie van de ouders past of omdat het kind er door gezondheidsproblemen niet toe in staat is. Isobel valt binnen de eerste categorie. “Ik heb niets tegen het schoolsysteem, voor de meeste kinderen werkt dat prima” vertelt haar moeder Suzan Put. “Wij vinden thuisonderwijs alleen beter bij Isobel passen.”

Suzan: “Ik kreeg een proces verbaal en de leerplichtambtenaar vond dat de rechter zich over de kwestie uit moest spreken”

Toen Isobel twee jaar oud was, was ze al geïnteresseerd in letters. Suzan en haar man Peter verzamelden allerlei spelletjes en oefeningen om Isobel uit te dagen. Hun dochter ging er gretig op in. Suzan: “Toen ze bijna drie was, zijn we op zoek gegaan naar een basisschool voor haar. We lazen schoolgidsen, bezochten websites en praatten met leerkrachten maar we vonden geen school die aansloot bij onze levensvisie. Die kun je het beste beschrijven als humanistisch. We vinden zelfstandigheid en vrijheid heel belangrijk.”

Een maand voordat Isobel vijf werd, schreven Peter en Suzan een brief naar de gemeente waarin ze een beroep deden op hun recht op vrijstelling. Suzan: “Dat kan in Nederland alleen als een kind nog nooit op school heeft gezeten. In ons geval ging de gemeente daar niet zomaar mee akkoord. Ik kreeg een proces verbaal en de leerplichtambtenaar vond dat de rechter zich over de kwestie uit moest spreken. Het werd een heel juridisch verhaal dat een paar jaar duurde. Ondertussen konden we Isobel wel thuis les blijven geven. In 2016 zijn we in hoger beroep vrijgesproken.”

Boekverslagen aan een lijntje

“Kijk, dit werkboek gaat helemaal over natuur” vertelt Isobel verder. “Op deze bladzijde wordt uitgelegd hoe reflectoren werken. Ze zien er uit alsof ze licht geven maar eigenlijk weerkaatsen ze licht dat er op schijnt. Ik vind het heel interessant om te leren hoe iets werkt. Ik zoek op internet filmpjes op over natuur, het liefst van Freek in het wild. Zo leerde ik bijvoorbeeld dat kikkers amfibieën zijn.”

Suzan: “Er ligt nooit druk op het leren en Peter en ik kunnen helemaal aansluiten op haar persoonlijke interesses”

Isobel raakt niet uitgepraat over wat ze leert. “Zo gaat het de hele dag door” lacht Suzan. “Er is altijd en overal wel iets interessants te ontdekken en daar is Isobel zich heel bewust van. Die nieuwsgierigheid en leergierigheid zit in haar karakter, maar ik denk dat het thuisonderwijs dat ook stimuleert. Dat totaal onbevangen leergierige wat ze heeft, zou wel minder zijn als ze op school zou zitten vermoed ik. Er ligt nooit druk op het leren en Peter en ik kunnen helemaal aansluiten op haar persoonlijke interesses. Dat is een stuk leuker en interessanter dan wanneer Isobel op gezette tijden met een klas mee zou moeten doen.”

Leren lezen deed Isobel bijvoorbeeld niet omdat het van een leerkracht moest maar omdat ze zelf informatie wilde kunnen opzoeken. Isobel: “Mijn lievelingsboek op dit moment is ‘Een pittig soepje’ van Femke Dekker. Ik maak ook mijn eigen boekenleggers.” Ze houdt een boekenlegger omhoog en draait zich dan met het boek naar Suzan. “Mama, als ik deze uit heb kunnen we er weer een boekverslag van maken.” Aan een lijn in de woonkamer hangen al een paar boekverslagen op een rij. Suzan: “Als Isobel een boek uit heeft praten we er samen over. Wie is de hoofdpersoon, waar speelt het zich af, wat vond je het leukst? Samen maken we er een verslagje van.”

Trots hangt Isobel haar boekverslagen in de woonkamer op.

En als Isobel geen zin heeft om een boekverslag te maken? Suzan: “Dan doen we het een andere keer. Of helemaal niet. Ik denk niet dat het leerzaam is voor een kind om dingen tegen haar zin in te doen. Ze zal later heus wel eens wat moeten doen waar ze tegenop ziet maar daar leert ze dan wel mee omgaan.”

Winkeltje spelen

Een vaste structuur of gemiddelde lesdag bestaat voor Isobel niet. Ze kiest zelf wat ze wil doen op een dag. “Vanmorgen wilde ik winkeltje spelen” vertelt ze terwijl ze een plastic kassa tevoorschijn haalt. “Mama en ik kopen spullen van elkaar en dan moeten we elkaar geld teruggeven.” Als Isobel zo’n initiatief neemt haakt Suzan daar op in. “Ik bepaal het niveau. Bijvoorbeeld door de bedragen ingewikkelder te maken.”

Suzan: “Isobel heeft geen negatieve associaties met werkboekjes want daar werkt ze alleen in als ze dat zelf wil”

Hoewel het initiatief van Isobel komt, zijn het Peter en Suzan die zorgen dat het aanbod voor het oprapen ligt. Suzan: “Op internet vond ik een pakket van Eurowijs met een werkboekje en een poster over rekenen met geld. Online zijn bijbehorende filmpjes te vinden. Op gegeven moment heb ik de poster op de kast gehangen en Isobel de kassa gegeven.  Nu begint het voor haar te leven en geeft ze zelf aan dat ze ermee aan de slag wil. Toen we vanmorgen klaar waren met de kassa, stelde ik voor om even in een werkboekje van Eurowijs te gaan werken. De kans is groot dat Isobel daar dan zin in heeft, ze zit op dat moment helemaal met haar hoofd in de euro’s. Ze heeft ook geen negatieve associaties met werkboekjes want daar werkt ze alleen in als ze het zelf wil. Zelfs als we op vakantie gaan stopt ze altijd wel wat werkboekjes of natuurgidsen in haar koffer.”

Betekent dat dan dat Suzan 24/7 de rol van juf vervult? “Zo voelt dat voor mij niet. Net zoals spelen en leren met elkaar verbonden zijn, is mijn rol als coach verweven met mijn rol als moeder. Ik leg Isobel niets op, ik ga samen met haar op ontdekking. Daardoor bijt het elkaar niet” vertelt ze.

Isobels broers Julian (14) en Robin (17) gaan wel gewoon naar school. Dat maakt Isobel nieuwsgierig. “Ik vind het wel jammer dat ik niet gewoon even kan uitproberen of ik het leuk zou vinden. Maar ik vind het wel heel fijn dat ik thuisonderwijs krijg. Een klas vol kinderen lijkt me heel druk. Thuis heb ik veel vrije tijd en kan ik leren wat ik zelf wil” zegt ze.

Kerndoelen en cijfers

Isobel zit niet elke dag aan de keukentafel te rekenen, ze gaat ook veel op pad. Isobel: “We gaan paardrijden, maken een natuurwandeling of bezoeken een museum. Dit jaar zijn we bij het Valkhofmuseum, het Archeon en het Nederlands Watermuseum geweest.”

Suzan: “Als we samen iets lekkers bakken leert Isobel over grammen en liters”

Suzan is niet bang dat Isobel lesstof misloopt. “Het één spreekt haar meer aan dan het ander, maar uiteindelijk komt bijna alles wel een keer aan bod. Nu is de natuur bijvoorbeeld helemaal haar ding, dan gaan wij daarin mee. Maar als ze een boek van Freek Vonk leest zit daar ook aardrijkskunde en taal in. Rekenen spreekt haar op dit moment minder aan maar ze is wel gek op het pizzaspel dat haar spelenderwijs breuken leert. En vandaag wilde ze dus winkeltje spelen. Als we samen wat lekkers bakken leert ze over grammen en liters. Om droge sommetjes staat ze niet te springen, maar wie eigenlijk wel?”

Het pizzaspel leert Isobel spelenderwijs breuken.

Toetsen of cijfers krijgt Isobel niet en haar niveau wordt niet op papier vastgelegd. Suzan: “Dat zit allemaal in mijn hoofd. Met een hele klas kinderen zou dat natuurlijk niet kunnen maar ik ben constant met Isobel bezig. Ik observeer en toets haar elke dag spelenderwijs. Wat vindt ze interessant? Waarin loopt ze vast? Toen ze voor het eerst zei dat het kwart voor drie was wist ik dat ze de kwartieren onder de knie had. Als ze hardop een stukje voorleest hoor ik dat ze weer vooruit is gegaan en als ze een ander uitlegt hoe reflectoren werken weet ik dat ze die stof begrijpt. Op dit moment merk ik dat ze in haar spelling de dubbele medeklinker nog wel eens vergeet. Daar moeten we dus de komende tijd op letten.”

Suzan: “Dit jaar gaf Isobel zelf aan dat ze meer geschiedenis wilde leren”

Zo eens in de zoveel tijd werpt Suzan een blik op de kerndoelen. Op het gebied van biologie en techniek is Isobel al ver voor haar leeftijd, terwijl dat bij spelling juist niet zo is. Suzan: “Daar komt ze vanzelf een keer aan toe. Uiteindelijk zorgen we wel dat alles aan bod komt, maar niet op vooraf bepaalde momenten.” Suzan en Peter maken wel elk jaar een onderwijsplan waarin globaal staat wat ze Isobel willen leren. Suzan: “Hoe ouder ze wordt, des te meer stem Isobel daar in krijgt. Dit jaar gaf ze bijvoorbeeld aan dat ze meer geschiedenis wilde leren.”

Isobel: “In een filmpje van Freek in het wild vertelde Freek over hunebedden en dieren van vroeger. Toen begon ik me dingen af te vragen. Hoe maakten de mensen vroeger hutten? Hoe kwamen ze aan eten?” Toen Isobel dat aan haar moeder vertelde kwam Suzan in actie. Ze bestelde de canon van de geschiedenis online en stortte zich met Isobel op de oertijd. Isobel: “We hebben hunebedden nagebouwd in de tuin en zijn naar het Archeon geweest. Toen we op vakantie waren in Oostenrijk heb ik fossielen gevonden.” Suzan kijkt nu al uit naar het moment dat de Romeinen aan bod komen. “Dan kunnen we een bezoekje brengen aan Xanten en aan het Valkhof museum, waar we toch al vaak komen. SchoolTV en Klokhuis hebben ook veel mooie filmpjes over die tijd gemaakt.”

Allesweters

Suzans enthousiasme – en dat van Peter  – is net zo belangrijk als dat van Isobel. “Peter en ik hebben allebei brede interesses en zijn heel leergierig. Ik denk wel dat dat belangrijk is als je thuisonderwijs geeft. Veel ouders zullen dit helemaal niet willen. Je moet constant dingen uitzoeken, informatie verzamelen, met anderen samenwerken en activiteiten organiseren. Dat kost veel energie. Dat is voor ons goed vol te houden omdat we het zo leuk vinden om de hele dag met Isobel bezig te zijn, haar uit te dagen en te prikkelen” vertelt ze.

Suzan en Peter werken beiden parttime als tandarts. Als de één werkt, neemt de ander het onderwijs van Isobel op zich. Suzan: “Dat houdt de afwisseling erin. Voor ons, maar ook voor Isobel. We doen allebei andere activiteiten met haar. Zo heeft Peter laatst een cursus programmeren met Isobel gedaan en gaat hij vaak met haar de natuur in. Ik leer haar gitaar spelen, breien en vilten. Eén keer in de week bakken we iets lekkers en lezen we gedichten aan elkaar voor aan een mooi gedekte tafel. Poetry teatime noemen we dat.”

Een achtergrond in het onderwijs hebben Isobels ouders allebei niet. “Van andere ouders krijgen we wel eens de vraag of wij wel alles weten” zegt Suzan. “Natuurlijk weten wij niet alles maar ik hoef niet alle kennis zelf te hebben om die over te kunnen dragen. Zo lazen we pas wat over de bidsprinkhaan, daar wilde Isobel meteen meer van weten. Ik wist bijna niets over de bidsprinkhaan, maar ik kan er wel samen met haar over lezen, plaatjes kijken en filmpjes zoeken. Bovendien vallen we ook terug op de expertises van anderen. Zo krijgt Isobel een keer in de week pianoles.” Isobel begint meteen te neuriën. “Ik ben nu bezig met Für Elise” vertelt ze.

Andere kinderen

Isobel gaat om de week naar een techniekclubje in Enschede en eens in de twee weken komt ze in Zwolle samen met kinderen die ook thuisonderwijs krijgen. Isobel: “Daar doen we theatersport, muziek en spelletjes. We gaan ook samen lunchen, dan staat de hele tafel vol met eten.” Suzan: “Iedereen neemt wat lekkers mee, dat is altijd een feestje. En als de kinderen aan het spelen zijn kunnen wij ouders elkaar tips geven, vragen stellen en lesmateriaal uitwisselen.”

Suzan: “Er zijn zelfs kennissen die haar toetsen: ‘Weet jij wel wat drie keer drie is?’”

Op die clubjes leert Isobel ook met andere kinderen samen te spelen en te werken, net als op haar sportclubs. Isobel: “Ik speel ook veel met kinderen uit de straat en in de zomer ga ik vaak naar de speeltuin achter ons huis. Daar heb ik al heel veel vriendjes gemaakt.”

Dat contact met andere kinderen vinden Suzan en Peter heel belangrijk. Suzan: “Dat Isobel geen andere kinderen zou zien is denk ik het grootste vooroordeel over thuisonderwijs. Soms zijn al die vooroordelen en vragen van anderen wel lastig. Mensen stellen ook wel eens vragen aan Isobel zelf. ‘Waarom krijg jij thuisonderwijs?’ Die vraag is op haar leeftijd nog heel moeilijk te beantwoorden. Er zijn zelfs kennissen die haar toetsen: ‘Weet jij wel wat drie keer drie is?’ Maar goede vrienden en familie zijn gelukkig positief. Die zien hoe enthousiast Isobel is en wat ze allemaal leert.”

Naar de middelbare school

Terwijl Suzan verder vertelt, ploft Isobel op de bank met haar iPad. Met een koptelefoon op haar oren verdwijnt ze even in haar eigen wereld. “Daar is ook tijd en ruimte voor” vertelt Suzan. “Ze kent zichzelf heel goed en voelt zelf aan wanneer ze behoefte heeft aan rust. In de klas is dat vaak niet mogelijk, dan moet je mee met de rest.”

Isobel trekt zich even terug

Concrete lange termijn plannen zijn er niet voor Isobel. Wat als ze in de toekomst toch naar school wil? Suzan: “Als ze wil instromen op een middelbare school dan kan dat probleemloos, eventueel na een Cito-toets. Ook voor toelating tot vervolgonderwijs bestaan er wegen, zoals een toelatings- of staatsexamen.”

Hoe het ook loopt, Suzan hoopt vooral dat haar dochter die onderzoekende instelling van haar blijft houden. “Ze is heel zelfbewust, weet precies wat ze wel en niet wil, wat ze leuk vindt en waar ze over wil vertellen. Ze kan haar eigen mening heel goed verwoorden en beargumenteren. Ik vind het geweldig om te zien hoe Isobel opgroeit tot een zelfbewust en leergierig meisje. Dat is echt genieten!”

Voor zin interviewde ik drie vijftigplussers die op latere leeftijd kozen voor een leven als moderne nomade. Ook sprak ik met moderne nomade Esther Jacobs, trendonderzoeker Bodil Jurg en psycholoog Clara den Boer over het ontstaan van de trend: waarom kiezen steeds meer mensen voor deze levensstijl?

Zin – Digitale nomaden

Wat nou villa in Het Gooi? Vrijheid is het nieuwe rijkdom! Dat hebben deze vrouwen helemaal begrepen. Tanja woont op een boot, Sita in een blokhut, Margreet in een micro appartementje, Shirly in een tiny house en Daphny in een caravan. Zij geven hun geld liever uit aan reizen, hobby’s, etentjes en festivals in plaats van aan vierkante meters en bezit. Door klein te wonen kunnen ze optimaal van het leven genieten.

Margreet van Schaijck (28) woont in een appartementje van 33 vierkante meter.

“Amsterdam is mijn stad en groot wonen is hier duur. Ik besteed mijn geld liever aan andere dingen. De afgelopen jaren reisde ik onder meer door Mongolië, Zuid-Afrika, IJsland, New York en de Marokkaanse Sahara. Ik geniet elke dag van alles wat Amsterdam te bieden heeft, van een spontaan ontbijtje buiten de deur tot een avondje film of theater. Omdat mijn woonlasten laag zijn, heb ik de vrijheid om dat te doen. Ik ben niet de enige, in het Amsterdamse appartementencomplex waarin ik woon zitten ruim 200 mini appartementjes.”

Margreet: ‘Voor 14 gasten koken is best een uitdaging in een keuken van 1 vierkante meter met twee gaspitjes.’

“Ik ben opgegroeid in een groot huis in een klein dorp, maar daar heb ik me altijd een beetje opgesloten gevoeld. Toen ik in mijn studententijd naar Amsterdam verhuisde, wist ik al snel: hier wil ik nooit meer weg. In de stad voel ik me vrij, hoe klein ik ook woon. Op mijn 33 vierkante meter heb ik alles wat ik nodig heb. Ik vind het heerlijk om veel mensen uit te nodigen, op mijn verjaardag had ik bijvoorbeeld 14 eters op bezoek. Iedereen zit dan wel een beetje schouder aan schouder maar ach, dat heeft ook wel wat. Mijn vriend staat voor een grotere uitdaging, die kookt op zo’n avond voor al onze gasten. Best een uitdaging in een keuken van één vierkante meter met twee gaspitjes. Als we met z’n tweeën in de keuken staan, is het dan ook geheid ruzie. Toch houden we het heel goed uit in deze kleine ruimte, in de vijf jaar dat we samen zijn is hij vaak hier.”
“Ik heb al geaccepteerd dat ik waarschijnlijk mijn hele leven klein zal wonen. Het enige dat ik wel eens mis is een tuin, hoe heerlijk mijn balkonnetje op het zuiden ook is. Ter compensatie heb ik samen met mijn broer een bootje gekocht. Dat is onze achtertuin. Zo gauw het zonnetje schijnt, zijn wij op dat bootje te vinden en varen we zo de natuur in.”

Sita van Hoorn (25) woont in een blokhut van 9 vierkante meter.
Sita woont in een blokhut
Sita woont in een blokhut

“Mijn vriend Jaap en ik reizen veel. Toen we in 2016 terugkwamen na zeven maanden in Frankrijk, had ik geen zin om voor veel geld een appartement te gaan huren. Ik geef mijn geld liever uit aan ervaringen dan aan vierkante meters. Maandenlang uit backpacks leven had dat nog eens voor mij bevestigd.”

Sita: ‘Wij betalen per jaar wat een ander per maand aan huur uitgeeft.’

“Via vrienden hoorden we dat er een blokhut vrij kwam op het Hof van Wezel, een recreatief landgoed bij Nijmegen. Hier betalen we per jaar wat een ander per maand aan huur uitgeeft. Wat een rust geeft dat! Ik werk als taxidermist voor het Natuurmuseum in Nijmegen, ik doe zowel betaalde opdrachten als vrijwilligerswerk. Geen probleem, dankzij mijn lage woonlasten.”
“Het fijne aan onze levensstijl is dat we het reisgevoel een beetje vast blijven houden in Nederland. Vroeger kwam ik thuis, plofte ik op de bank en ging ik internetten, tv kijken en gamen. Nu leef ik buiten, leer ik mezelf gitaar spelen bij kaarslicht of haal ik mijn breinaalden uit de kast. In het hutje hebben we geen elektriciteit, stromend water of wifi. We wassen ons in de stromende beek achter het huisje of we douchen bij vrienden, familie of hier op de camping. Drinkwater halen we één keer in de drie dagen op de camping met een jerrycan.”

Sita: ‘Bij daglicht waren de borden minder schoon dan ik dacht.’

“Leven zonder wifi en stromend water bevalt me prima. Alleen elektriciteit mis ik wel eens. Vooral in de winter als het vroeg donker is, dan leef ik constant met een hoofdlamp op. Afwassen bij kaarslicht bleek namelijk geen succes, bij daglicht waren de borden minder schoon dan ik dacht. Als we in de toekomst zonnepanelen hebben, kunnen we gewoon de lamp aan doen. Het is ook koud in de winter, want het houtkacheltje maak ik ’s ochtends niet aan voordat ik naar mijn werk ga. Daarom hebben we afgelopen winter doorgebracht in Frankrijk, Spanje en Portugal. Deze winter blijven we misschien iets langer in Nederland, maar ik wil ook wel weer een paar maanden op reis. Dankzij mijn lage woonlasten kan dat allemaal prima.”

Tanja Caron (28) woont op een bootje van 10,5 meter lang.
Tanja woont aan boord van een scheepje

“Het klinkt misschien alsof we comfort inleveren door op een scheepje te gaan wonen, maar in mijn ogen krijgen we er juist heel veel comfort voor terug. We genieten volop van het buitenleven in de haven en we kunnen gaan varen wanneer we willen. We hoeven geen koffers te pakken of slaapplek te boeken want we hebben ons hele huisje altijd bij ons. Die vrijheid, daar weegt niets tegenop.
Mijn vriend Erik en ik zijn allebei met zeilen opgegroeid en willen graag een grote wereldreis gaan maken over het water. Met die droom op het oog hebben we vorig jaar Sjaan gekocht, een stalen tweemaster van 10,5 meter lang. Een appartement én een boot vonden we teveel van het goede, dus zegden we onze huur op. Sindsdien is Sjaan ons huisje.”

Tanja: ‘Onze koelkast heeft de afmetingen van een koelbox, groots inslaan is er dus niet meer bij.’

“De woonlasten van ons bootje zijn ongeveer net zo hoog als die van een klein appartementje. Zo houden we geld over om te sparen voor onze reis. Maar we ontdekten ook dat we het gewoon heerlijk vinden om zo klein te wonen. Ik heb nog nooit gedacht: woonden we nog maar in ons appartement. Voor de verhuizing hebben we een onthousewarmingsfeest gegeven, waarbij we alle spullen weggaven die niet mee konden naar de boot. Nu hebben we alleen nog maar spullen in huis die we écht gebruiken en dat vind ik zo gaaf! Wat een rust.”

“‘Het is groter dan het lijkt’, zeggen mensen altijd als eerste als ze bij ons op bezoek komen. Wij vinden onze 20 vierkante meter leefruimte ook genoeg. Er zijn wel dingen waar we rekening mee moeten houden. We moeten onze watertank regelmatig bijvullen en onze koelkast heeft de afmetingen van een koelbox, dus groots inslaan is er niet meer bij. Ik vind het eigenlijk wel fijn om zo bewust te leven en niet alles voor vanzelfsprekend te nemen. Misschien gaan we na onze reis op een ander type boot wonen, misschien kiezen we voor een tiny house. Veel groter zal het een ieder geval nooit worden, want we weten nu dat we niet meer vierkante meters nodig hebben dan dit.”

Shirly van der Hoeven (23) woont in een tiny house op wielen van 18 vierkante meter.

Shirly woont in een tiny house. Foto: Irene Hilhorst
Shirly woont in een tiny house

“Door klein te wonen kan ik doen waar ik zin in heb. Mijn vriend Roy en ik surfen en snowboarden graag, afgelopen winter hebben we drie maanden doorgebracht in de Oostenrijke sneeuw. Ik breng zoveel mogelijk tijd door met mijn paarden, mijn grootste passie. Die tijd zou ik niet hebben als ik een fulltime baan had. Nu werk ik voor mezelf, ik wil hondenvakanties gaan aanbieden en een eigen bedrijf opzetten als voedingsadviseur. Roy heeft zijn eigen fotografie- en designbedrijf. Omdat we geen hoge huur of hypotheek hebben, kunnen we het ons veroorloven om die dromen na te jagen.”

Shirly: ‘Pas zaten we hier nog met z’n tienen binnen, dat ging prima.’

“Ik groeide op in een groot tuindershuis, maar als klein meisje droomde ik er al van om in een klein huisje te wonen. Dat idee vervaagde met de jaren, tot Roy en ik in de zomer van 2015 wilden gaan samenwonen. Toen we geen huis konden vinden met ons onstabiele inkomen, borrelde mijn jeugddroom weer op. Ik zag foto’s van tiny houses en ik was meteen verkocht. In september 2015 zijn we ons eigen tiny house gaan bouwen, een jaar later woonden we er in.”

“In de 18 vierkante meter van ons huisje zit alles wat we nodig hebben. Bovenin zit een slaaploft van 6 vierkante meter, de trap daar naartoe is tegelijkertijd onze kledingkast. Er zit opslagruimte onder de bank en ons aanrechtblad loopt door tot een multifunctioneel barretje. Daar koken we aan, maar we zitten er ook aan te eten of te werken. We hebben graag vrienden over de vloer, pas zaten we hier nog met z’n tienen binnen en dat ging prima. We staan nu met ons huisje op Strandpark Vlugtenburg in ’s-Gravenzande, direct aan zee. Ik geniet van het leven dicht bij de natuur. Toen we eenmaal met het huisje bezig waren, is het milieu aspect ook mee gaan wegen. We willen onze ecologische voetafdruk zo klein mogelijk houden. Ook fijn: als we een keer ergens anders willen wonen, kunnen we ons huisje gewoon meenemen.”

Daphny van den Ing (30) woont in een caravan van 7 vierkante meter.
Daphny woont in een caravan

“Het leven is te kort om je zorgen te maken over geld. Als kunstenares is mijn inkomen flexibel – ik teken en schilder schepen en landrovers in opdracht. Een hoge huur of hypotheek zou betekenen dat ik een vaste baan moet zoeken. Daarom kocht ik na de break met mijn ex een caravan. Nu kan ik het werk blijven doen waar ik gelukkig van word en houd ik ook nog eens geld over om te reizen, uit eten te gaan of naar het theater te gaan.”

Daphny: ‘Pas als mensen bij mij binnenstappen, zeggen ze: “Wauw, nu snap ik het.”’

“Het heerlijke van mijn caravan is dat ik kan gaan en staan waar ik wil, mijn tekeningen kan ik immers overal maken. Een paar weken geleden stond ik met mijn huisje op een natuurcamping in Zeewolde, nu sta ik even op het erf van mijn ouders. De komende jaren wil ik meer reizen, naar Schotland, Ierland en Engeland of de kust van Frankrijk.”

“Hoe heerlijk dat ook klinkt, veel mensen kijken vreemd op van mijn woonkeuze: in een caravan kun je toch niet wonen? Ik snap het wel, want toegegeven: een traditionele caravan is niet geschikt om fulltime in te wonen. Daarom heb ik die van mij helemaal gestript en opnieuw opgebouwd. Pas als mensen bij mij binnen stappen, zeggen ze: ‘Wauw, nu snap ik het.’ Ik heb een bureau en een slaapbank die ik kan uitschuiven tot tweepersoonsbed. Daaronder is ruimte voor opslag. Ik ben dol op de antieke buffetkast in mijn keukentje, die ik deels als aanrechtblad gebruik. Er is zelfs ruimte voor een kattenkrabpaal. Eigenlijk zou ik willen dat mijn caravan twee meter langer was, dan zou ik mijn keuken en badkamer uitbreiden. Een eigen douche lijkt me wel fijn, nu douche ik bij mijn ouders of op de camping waar ik sta. Ik wil ook graag zonnepanelen en een watertank, zodat ik helemaal off the grid kan leven. Het kan zijn dat ik in de toekomst een grotere caravan ga kopen, maar het kan ook een tiny house of een scheepje worden. Een huis met een hypotheek wordt het in elke geval niet, daarvoor vind ik mijn vrijheid veel te belangrijk!”

Dit artikel verscheen in 2017 in Cosmopolitan.

Cosmo – klein wonen

Voor Ouders van Nu ging ik op bezoek bij Rebecca en Jesper, die met hun zoontje aan boord van een schip wonen.

OvN09 Persoonlijk verhaal wonen op een schip

Voor Ouders van Nu interviewde ik Valerie Cook die met haar vriend Tim Boffe een oude schoolbus uit Amerika ombouwde tot een rijdend hostel. Samen met hun dochtertje Fenna, hun hond Lewis en wisselende gasten rijden ze door Europa.

Ouders van Nu – Valerie en tim bouwden een schoolbus om tot hostel

Durf jij je baas om opslag te vragen? Ga je wel eens alleen uit eten of op reis? En had je niet ooit afgesproken om een keer te gaan skydiven? Dingen die we eng vinden, doen we liever niet. We stellen ze uit of maken ons er met een smoesje vanaf. Zonde, want juist door enge dingen te doen kom je er achter dat je veel meer kunt dan je denkt.

Twintig jaar geleden ging ik voor het eerst naar de middelbare school. Ik fietste er elke dag met een groepje meiden naartoe. Tot hun lesrooster op een dag veranderde. Ik was ik in tranen, want nu moest ik helemaal alleen naar school fietsen. Tussen die grote groepen medescholieren. Doodeng.

Wat bleek? De wereld verging niet. En ik fietste nog jaren zorgeloos alleen naar school. Twee decennia later kan ik me van die angst niets meer voorstellen. Ik bungelde lachend aan een bungeejumpkoord, bezocht freelanceborrels waar ik niemand kende, leerde autorijden en reisde alleen naar India. Alles werd leuker en makkelijker na de eerste keer.

‘Do one thing that scares you every day’, zei Eleanor Roosevelt ooit en dat vind ik een heel mooi levensmotto. Want elke keer dat je iets doet wat je eng vindt, lijk je de wereld een stukje beter aan te kunnen. “Klopt”, zegt Barbara Dahmen, die als GZ psycholoog gespecialiseerd is in angst. “Door enge situaties onder ogen te komen, train je je alarmcentrum zodat het de volgende keer minder heftig reageert. Je dooft als het ware je angst.”

Rotgevoel

Met angst zelf is niets mis, het is een natuurlijke reactie. “Stel dat je oog in oog staat met een roofdier” begint Barbara. “Dan wordt je natuurlijke alarmcentrale geprikkeld. Dat pompt een stresshormonen je lijf in zodat jij het gevaar kunt overleven. Je gaat vechten, vluchten of bevriezen. Dat biologische mechanisme zit in ons allemaal en kan heel nuttig zijn in levensbedreigende situaties. Helaas reageert je lichaam ook wel eens zo heftig als je niet in levensgevaar bent. Als je voor het eerst weer een date hebt bijvoorbeeld, of als je een presentatie moet geven.”

Eigenlijk staat je natuurlijke alarmcentrum dan te gevoelig afgesteld. Barbara: “Vergelijk het met een autoalarm: de ene auto gaat al piepen als je er voorbij loopt, bij de ander moet je er met een vrachtwagen tegenaan rijden om er geluid uit te krijgen. Zo werkt het bij mensen ook.”

Barbara: “Je bent helemaal niet in levensgevaar en daar komt je lichaam vanzelf achter.”

Het is niet zo dat we ons aanstellen als we bang zijn, wat we voelen is echt. Dat rotgevoel komt door die stresshormonen. Je krijgt zweethanden en klotsende oksels, gaat blozen, krijgt het warm, verkrampt, gaat stotteren of krijgt een rare bibberstem. Er komen allerlei angstgedachten bij je op: dit gaat fout, ze vinden me raar, ik krijg een black out of ik ga flauwvallen. Daar zit je niet op te wachten, dus je gaat tegen die angst vechten. Daarmee maak je hem alleen maar groter.

Wat je dan wel moet doen? Niets. Barbara: “Je bent helemaal niet in levensgevaar en daar komt je lichaam vanzelf achter. Probeer de angst over je heen te laten komen. Bedenk dat het een biologische reactie van je lichaam is die wel weer zal afnemen. Dat is heel moeilijk want het is echt een rotgevoel, maar je kunt het wel doorstaan. Na een tijdje stopt het alarmcentrum met alarm slaan en nemen de stresshormonen in je lijf langzaam af. Daarom zie je bij presentaties ook vaak dat iemand na de eerste minuten rustiger wordt en minder gaat stotteren en blozen.”

Rampscenario’s

Een angstreactie is zo’n naar gevoel dat we nieuwe of moeilijke situaties liever uit de weg gaan. En dat is nou net wat je niet moet doen. Barbara: “Als je iets eng vindt, ben je geneigd om in rampscenario’s te denken: het wordt heel moeilijk, mensen vinden me stom, ik sta voor gek of ik klap vast dicht. Die gedachtes voelen als de enige waarheid, je ziet geen andere mogelijke scenario’s meer. Je gaat die situatie vermijden en bevestigt daarmee de rampgedachte: Zie je wel, het is maar goed dat ik niet gegaan ben want dat zou niet goed zijn afgelopen. Zo voed je de angst.”

Ga in plaats daarvan eens bij jezelf na of je gedachtes wel kloppen. Is het echt aannemelijk dat dat waar jij bang voor bent gaat gebeuren, of kan het ook anders uitpakken? En als die rampscenario’s wel uitkomen, kun je dan een manier vinden om daarmee om te gaan? Door dat soort vragen te stellen, kun je de irreële gedachten vervangen door meer realistische gedachtes.

Barbara: “De beste manier om je angst te overwinnen, is door jezelf er aan bloot te stellen.”

Barbara: “Het kan ook helpen om meer over een onderwerp te weten te komen. Stel dat je vliegangst hebt. Dan is het goed om te weten wat turbulentie is, hoe het ontstaat en dat je je soms duizelig kan voelen door het drukverschil. Met die informatie kun je de rampscenario’s in je hoofd misschien verslaan. Dat helpt niet altijd, want vaak weet je met je verstand ook wel dat iets in werkelijkheid niet eng is. Je snapt zelf ook niet waarom je zo bang bent, maar het voelt zo heftig in je lijf dat je gewoon weg wilt. Dan heb je niet zoveel aan informatie.”

“De beste manier om je angst te overwinnen, is door jezelf eraan bloot te stellen. Begin eenvoudig en zoek de situatie steeds vaker op, tot het minder eng wordt. Dat is de enige manier om jezelf ervan te overtuigen dat jouw rampgedachten niet kloppen. Je alarmcentrale wordt bijgesteld en je zult merken dat de angstreactie van je lichaam afneemt. Als je angst gedoofd is, kun je weer een stap verder. Al is het dan weer met klotsende oksels.”

Neurotrofinen en interleukine

Op naar dat sollicitatiegesprek dus, en bel die leuke date op of ga alleen op reis. Daar wordt het niet alleen minder eng van, je activeert ook nog eens nieuwe hersencellen. Het deel van je hersenen dat sterk reageert op angstprikkels – de amygdala – spoort het geheugen aan om nieuwe zenuwcellen aan te maken. Angst stimuleert ook de productie van neurotrofinen en versterkt de verbinding tussen neuronen in de hersenen, wat goed is voor je concentratie en je productiviteit. Een angstreactie geeft ook nog eens een tijdelijke boost aan je immuunsysteem. Omdat je lichaam zich voorbereid op mogelijk letsel of een infectie, gaat het extra interleukine produceren, een stofje dat je immuunsysteem reguleert. Mooi meegenomen.

Twintig jaar geleden leerde mijn alarmcentrum dat het geen groot alarm hoeft te slaan voor een fietstocht van 20 minuten. Na elk ritje nam de angst verder af en voor ik het wist zat ik alleen in een vliegtuig naar India. Maar angsten raken nooit op. Ik ben nog nooit met de auto naar Berlijn of Parijs gereden, zou liever niet op straat in zingen uitbarsten en pak liever de lage duikplank dan de hoge. Iedere dag eentje?

Zij gingen je voor

Wietske Sluiter ging in haar eentje naar Fiji

“Ik ben een echte zenuwpees. Als kind was ik standaard ziek van de spanning, bijvoorbeeld op een eerste schooldag. Om van die stress af te komen wilde ik iets doen dat zo eng was, dat ik nergens meer bang voor zou zijn. Ik besloot twee maanden alleen naar Fiji te gaan. Daar wilde ik al jaren naartoe. Niet alleen om de palmstranden en het mooie weer, ook omdat ik me graag wilde onderdompelen in een andere cultuur. Natuurlijk vond ik het doodeng. Alleen al de vlucht – met overstap – was enorm spannend. In Fiji leefde ik zoveel mogelijk tussen de locals. Ik sliep bij een gastgezin en ging daar naar school om Engelse les te volgen. Dat was een andere angst van me: ik kon geen Engels. Dacht ik. In werkelijkheid durfde ik geen Engels te spreken omdat ik bang was om fouten te maken. In Fiji moest ik wel.
Het was een geweldige ervaring. De mensen op Fiji zijn heel relaxt, waardoor ik leerde me minder druk te maken. Het zenuwen en stressen zit in me en zal misschien nooit helemaal verdwijnen, maar ik doe steeds vaker dingen waar ik tegenop zie omdat ik weet dat het achteraf mee zal vallen. Na Fiji ben ik mijn eigen modeblog begonnen en ik durf nu Engels te spreken, ook al maak ik nog steeds fouten. Als ik me weer eens ergens druk om maak, denk ik: ‘Kom op, je bent in je eentje naar Fiji gegaan. Dan kun je dit ook!’

Nupur Kohli gaf een TED-talk voor duizend mensen

“TEDX Delft organiseerde een wedstrijd waarbij je een TED-talk kon winnen. Dat leek me doodeng maar ik had een verhaal dat ik met de wereld wilde delen. Tijdens mijn studie geneeskunde had ik met zieke kinderen gewerkt en ik merkte dat zij ziekte helemaal niet zo eng vonden als wij. Ondanks alles bleven zij altijd lachen. Die levensles wilde ik graag delen, dus gaf ik me op voor de wedstrijd. Ik zag het als een uitdaging, hoe ver zou ik kunnen komen?
Ik won. Dat betekende dat ik mijn verhaal mocht vertellen voor duizend mensen. Ik had wel eens een presentatie gegeven voor mijn studie maar nog nooit voor zo’n groot publiek. Nu moest ik mijn verhaal ook nog eens beginnen met lachyoga: samen met het publiek zette ik een gemaakte lach in, die natuurlijk over moest gaan in een echte lach. Dat was één van de engste dingen die ik ooit gedaan heb. Het voelde alsof ik mezelf publiekelijk belachelijk stond te maken en ik moest maar hopen dat de zaal meedeed. Er gingen allerlei scenario’s door mijn hoofd: ik weet niet meer wat ik moet zeggen, mensen vinden me raar en niemand gaat meedoen.
Het tegenovergestelde was waar: het ging heel goed en mijn verhaal maakte indruk. Ik werd uitgenodigd om op meer plaatsen te spreken, zelfs in Engeland en India. De afgelopen jaren heb ik tientallen talks gegeven en de meest interessante mensen ontmoet. Ik ben nog steeds zenuwachtig als ik moet spreken, maar de positieve reacties helpen me om die angst elke keer weer te overwinnen. Dat geeft zo’n kick dat ik het spreken leuk ben gaan vinden. Die ene TED-talk heeft mijn leven echt veranderd.

Thea Dijkstra nam motorlessen omdat ze zo bang was achterop de motor

“Ik ben niet snel bang en zie alles als een avontuur, dus toen iemand mij een ritje achterop de motor aanbood, stemde ik enthousiast in. Toen gebeurde er iets wat ik niet van mezelf kende: ik verstijfde van angst. Ik had er geen controle over, ik was doodsbang op de motor. Ik vroeg me af waar die angst vandaan kwam. Ergens trok het motorrijden me nog steeds heel erg. Er zat in mijn ogen maar één ding op: motorlessen nemen.
Het ging me in eerste instantie niet eens om het halen van mijn rijbewijs, ik wist niet of ik wel zo ver zou komen. Ik wilde vooral weten waar die angst vandaan kwam. Mijn eerste les was heel spannend maar gelukkig had ik een goede klik met mijn instructeur. Het voelde alsof we een team waren en daardoor voelde ik me veilig. Ik voelde ook meteen een drive: dit is gaaf, hier wil ik mee doorgaan. De angst bleef wel. Ik was bang om te vallen, vond het eng dat het asfalt zo dichtbij was. Telkens opnieuw ontmoette ik de angst en kwam ik een stapje verder. Na een klein jaar won het plezier het van de angst. Ik heb mijn motorrijbewijs gehaald!
Ik heb een motor gekocht waarmee ik heerlijk rond kan toeren. Nu rijd ik even wat minder, omdat ik twee jonge kinderen heb. En de instructeur met wie het zo goed klikte? Dat is de vader van mijn kinderen geworden.”

Lees of download het artikel in PDF

Lef-kun-je-leren.compressed

Nadat jarenlang alles groter, beter en luxer moest, lijken we nu behoefte te krijgen aan rust en overzicht. In plaats van luxe en status kiezen we voor minder, kleiner en eenvoudiger. Het zijn vooral millennials die dit idee van ‘travelling light’ als levensstijl omarmen, op alle gebieden van mode tot reizen en van huizen tot technologie. Ervaringen zijn belangrijker dan spullen – telefoons daargelaten.

Download (PDF, 211KB)

 

Wij van generatie Y – geboren tussen 1980 en 2000 – kiezen bewust wie we willen zijn en wat we willen doen. Het leven overkomt ons niet, wij richten het zelf in. Lifestyle Design, heet die trend. Klinkt mooi. Maar het is makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe design je je eigen leven?

Download (PDF, 3.71MB)