Anne en Martijn leven op 16 vierkante meter. Mét een baby en een hond. Ze zouden niet anders willen, want hun omgebouwde Mercedesbus geeft ze de vrijheid om altijd en overal samen te zijn.

Anne staat in de keuken een curry te maken op het tweepits gasfornuis, met hond Foofur aan haar voeten. Achter haar ligt de 6 maanden oude Espen vrolijk te kirren in de box: een dik matras met een net eromheen dat tot het dak van de bus reikt. Het is ook zijn bed én aankleedkussen. Op de okergele bank daarnaast leest Martijn een boek. Dit is waar Anne blij van wordt: samen zijn, elke dag dicht op elkaars lip.

Dat kan ook niet anders als je woont op 16 vierkante meter. In de bus die Anne en Martijn ombouwden tot een huisje, reizen ze nu door het zuiden van Europa. Anne: “Waar we naartoe gaan en hoelang we op een plek blijven, weten we van tevoren niet. Dat ligt aan het weer en of we water en stroom nodig hebben. Maar ook aan ons werk: Martijn vindt als timmerman overal ter wereld betaalde klussen. Soms via ons social media netwerk, meestal via zijn professionele netwerk. In Frankrijk kent hij bijvoorbeeld heel veel vakgenoten. Als ik niet druk ben met Espen, help ik Martijn bij de timmerklussen. Ook maak ik video’s van onze lifestyle voor op social media. Daar verdien ik nu nog niets mee, wie weet in de toekomst wel.

Na een grote timmerklus kunnen we weer een paar maanden vooruit. Zo veel kosten hebben we namelijk niet, naast onze zorgverzekering zijn eten en Diesel het belangrijkst. Dat kost tussen de 0 en 1.000 euro per maand, het verschilt enorm. In Scandinavië stonden we bijvoorbeeld voor een klus 5 maanden op het erf van een gezin waar we elke dag mee mochten eten. Daarna reisden we veel en waren onze kosten dus hoger.”

Op het eerste gezicht

Het verhaal van Anne en Martijn begint eind 2015 in Eindhoven. “Ik stond in de regen op de trein te wachten toen ik voor het eerst in de ogen van Martijn keek. Er gebeurde iets: pats, boem! We zeiden niets tegen elkaar maar zijn in de trein naar Amsterdam wel tegenover elkaar gaan zitten. Anderhalf uur lang durfden we geen woord te wisselen. Pas toen ik uitstapte, stopte ik Martijn snel mijn kaartje toe. Diezelfde middag stuurde hij me een berichtje.

Op dat moment had ik een koophuis en werkte ik als magazijnmedewerkster bij een apotheek om mijn opleiding tot massagetherapeut te bekostigen. Is dit het nou? dacht ik vaak. Elke dag, elke week was hetzelfde. Ik wilde weg uit die sleur maar ik wist niet hoe. Dat veranderde toen ik Martijn leerde kennen.

We spraken af om wat te gaan drinken. De week daarna gingen we een hapje eten en een paar weken later vierden we samen oud en nieuw in de camper van Martijn. Die Mercedes 508 bus uit 1977 had hij gekocht om korte tripjes mee te maken. Toen we er in februari 2016 samen mee op wintersport naar Italië gingen, zeiden we gekscherend: ‘Zullen we gewoon in deze camper gaan wonen?’ Met Koningsdag stonden we allebei onze spullen te verkopen op de vrijmarkt.

Ik ben altijd een twijfelkont geweest, bij alles wat ik deed vroeg ik me af: moet ik dit wel doen? Nu voelde ik voor het eerst dat alles klopte. Die zomer bouwden we de camper van Martijn zo om dat we er in konden wonen. We verkochten onze huizen en vertrokken begin 2017 naar Scandinavië. De vrijheid van een reizend leven sprak ons aan. Maar we wilden vooral zo veel mogelijk bij elkaar zijn. Niet ieder naar ons eigen werk gaan maar elke dag samen van het leven genieten.”

Kindje op komst

“We hadden het wel eens over kinderen. ‘Als we voor een kindje gaan, dan wel in de camper’ zei Martijn. Het was eerder een voorwaarde dan een obstakel. Vooral Martijn kreeg het benauwd bij het idee van een koophuis en een vaste baan. Ik vond het vooral belangrijk om veel bij mijn gezin te kunnen zijn, alles samen mee te maken. Met deze levensstijl kan dat.

Martijn en ik leefden toen al ruim twee jaar op een paar vierkante meter samen en dat beviel ons heel goed. Bovendien waren we gewend om onze ruimte te delen met Foofur, een New Foundlander van 60 kilo. Het was voor ons allebei vanaf dag één vanzelfsprekend dat de hond van Martijn mee ging in de bus. Ja, hij is groot. En hij ligt wel eens in de weg. Dan stappen we over hem heen, want vaak is hij te koppig om ergens anders te gaan liggen. Maar het is vooral een knuffelkont die het liefst zo dicht mogelijk tegen ons aan ligt. Heerlijk!

We zaten in het voorjaar van 2018 in Letland toen we online een Mercedes-Benz bus zagen waar we allebei verliefd op werden. ‘Zullen we weer een bus gaan verbouwen?’ zei ik. Na anderhalf jaar reizen door Scandinavië en de Baltische staten hadden we wel weer zin in een nieuw avontuur. We haalden de bus naar Nederland zodat we een basis hadden voor de verbouwing. Op het terrein van familie van Martijn begonnen we eind 2018 te klussen aan ons nieuwe huisje. Niet veel later bleek dat ons nog een avontuur te wachten stond: ik was zwanger.”

Zware zwangerschap

“De eerste vijf maanden van de zwangerschap was ik kotsmisselijk. Ik kon nog geen slok water binnenhouden, als ik mijn ogen open deed had ik al een bakje nodig. ‘Wil je alsjeblieft in de snackbar gaan eten?’ vroeg ik een keer aan Martijn. Ik kon de geur van eten op een meter afstand van mijn bed niet verdagen. Zijn handen roken ook nog eens naar smeerolie en diesel. Toen voelde onze camper voor het eerst wel eens te klein.

‘Doen we hier wel goed aan?’ zei ik op een dag. ‘Moeten we niet toch voor een vaste basis kiezen?’ Het was rotweer, de verbouwing zat flink tegen en ik was te ziek om Martijn daarbij te helpen. Een huis kopen of huren doe je echter niet zomaar. Diep in ons hart wilden we dat natuurlijk ook niet. In onze ogen was er dus maar één optie: doorgaan. Toen Espen er eenmaal was, viel alle twijfel weg. We logeerden nog een paar weken in het huis van mijn moeder, maar ik kon niet wachten tot ons nieuwe huisje af was.”

De bus

“Dat moment kwam toen Espen twee maanden oud was. Bij het inrichten van de bus hadden we ons gevoel gevolgd en dat bleek gelukkig helemaal te kloppen. Wasbare luiers en vieze rompers zijn zo schoon in onze kleine reiswasmachine. De ene keer hangen die te drogen in Frankrijk, de andere keer in Portugal. Zelf springen we het liefst een meertje in om ons te wassen, maar als dat niet kan genieten we van de luxe van onze eigen mini-badkamer met douche en toilet. Voor Espen kunnen we daar een badje op onze hoogte in plaatsen.

Ons water komt uit een tank van 120 liter en er kan 40 liter in de boiler. Dat lijkt heel wat, maar met een baby zijn we daar zo doorheen. Gelukkig zijn er wereldwijd camperplaatsen waar we gratis of voor een euro onze watertank kunnen vullen. Het mooie is: dat water wordt verwarmd door onze motor als we rijden. Koken doen we op gas, onze kachel werkt op diesel en elektriciteit komt van de zonnepanelen op het dak.

Espen heeft op dit moment genoeg speelruimte in de bus, ik leg hem in de box of op een kleedje op de grond. Als hij straks meer gaat kruipen en lopen, is daar ook buiten alle ruimte voor. Vooral nu we het warme klimaat tegemoet rijden. Maar ook in de winter zijn wij veel buiten, we zijn niet anders gewend. Ook Espen weet straks niet beter.”

Op elkaars lip

“Samenleven op 16 vierkante meter betekent wel dat we altijd rekening met elkaar moeten houden. We gaan elke avond op dezelfde tijd slapen, want als we het bed naar beneden takelen verdwijnt de zithoek daaronder. Foofur heeft in de bus geen eigen plek, dus die ligt soms gewoon midden in het gangpad. Als Espen overdag slaapt moeten wij rustig zijn, want hij ligt in de ruimte waar wij leven.

Natuurlijk is dat wel eens intens, soms zelfs zwaar. Vooral de eerste maanden waren pittig, Espen zat toen niet lekker in zijn vel. Op een dag stroomden de tranen van wanhoop over mijn wangen. Ik dacht alleen maar: ik wil hier weg! Espen bleef maar huilen, Foofur liep net op dat moment gigantisch in de weg en Martijn zat net als ik met zijn handen in zijn haar. Dan voelt 16 vierkante meter opeens heel klein.

Op dat moment ben ik even naar buiten gelopen. Want de ruimte die we binnen niet hebben, hebben we buiten wel. En hoe fijn we het ook vinden om samen te zijn, het is ook belangrijk om af en toe even tijd voor onszelf te nemen. We merken dat we daar iets meer behoefte aan hebben nu Espen er is. Al is het maar een keer alleen boodschappen doen, een stukje hardlopen of met de hond wandelen.

Toen de rust die dag was wedergekeerd, heb ik mijn frustraties met Martijn gedeeld en hebben we gepraat over hoe we het anders zouden kunnen doen. Omdat we in zo’n kleine ruimte wonen, is het extra belangrijk dat we goed blijven communiceren. We moeten toch de hele dag met elkaar samenwerken en kunnen elkaar niet zomaar ontlopen. Achteraf bleek Espen in die tijd last te hebben van zijn nek, daar zat na de lange bevalling een spiertje vast. Toen een osteopaat in Nederland dat had losgemaakt, hadden we opeens een heel andere baby.”

Toekomst

“Het voelt heerlijk om na een jaar in Nederland weer onderweg te zijn. Dat deden we voor het eerst toen Espen 3 maanden oud was. ‘Heeft die camperplaats wel een watervoorziening? En hoe lang is het nog rijden?’ vroegen we ons af in de Duitse Eiffel. We wilden wel voor vijven ergens parkeren, zodat Espen rustig kon eten en slapen. Heel anders dan voorheen, toen we wel eens acht uur per dag reden of pas ’s avonds laat een plekje voor de nacht zochten. Nu bepaalt Espen het ritme van de dag. Dat maakt reizen een stuk trager en minder spontaan. Dat we daardoor langer op één plek blijven hangen, vinden we eigenlijk wel fijn. We aarden wat meer in plaats van altijd maar door te reizen.

Als we gaan rijden, staat Espen in zijn Maxi-Cosi gezellig tussen ons in. Die zit muurvast in het Isofix-achtige systeem dat we in het houten tafelblad hebben gebouwd, dat doorloopt tot aan het dashboard voorin de bus. Bij het geronk van de motor slaapt Espen vaak extra lekker. Al ronkt een zestig jaar oude Mercedes-Benz wel wat harder dan gemiddeld, dus krijgt Espen altijd een baby-koptelefoon op tijdens het rijden.

Hoe ons leven eruit ziet als Espen naar school gaat, zien we dan wel. Als we in Nederland willen wonen, moeten we terug zijn als hij 4 jaar is. Maar in Noorwegen geldt de leerplicht bijvoorbeeld pas vanaf 7 jaar. Thuisonderwijs is ook een optie. Ik heb geen idee hoe we er dan in staan. Met deze levensstijl hoop ik Espen in elk geval mee te geven dat alles mogelijk is. Als je iets wil, ga er dan voor. Trek je niet teveel aan van wat andere mensen daarvan vinden. Daar ben ik zelf ook beter in geworden. Er zullen vast mensen zijn die het gek vinden dat mijn baby achter een net slaapt. Maar als ik zie dat Espen blij is en dat het veilig is, dan is het goed. Als we maar samen zijn.”

Dit artikel verscheen in 2020 in Ouders van Nu

Anne en Martijn wonen met hun baby in een bus
Leer je kind babygebaren gebarentaal

Ziet je baby een vogel? Wil hij een boterham of een eitje? Met babygebaren kan hij je dat vertellen vóórdat hij zijn eerste woordjes zegt. Dat is niet alleen heel leuk, het voorkomt ook een hoop frustratie. En ja: je kindje leert nog steeds praten. Het stimuleert de taalontwikkeling juist.

Als Kiki een boterham wil smeren, schudt haar dochter Josephina (14 maanden) haar hoofd. Ze maakt het gebaar voor ‘ei’ door met haar rechterwijsvinger op haar linker vuistje te tikken. Josephina is net 1 en heeft dus nog niet de fijne motoriek om te kunnen praten. Maar wél al de grove motoriek om gebaren te maken. Zo kan ze toch duidelijk maken dat ze liever een eitje wil dan een boterham.

‘Lekker eitje, hè’, zegt Kiki als haar dochter even later zit te smikkelen. Josephina kijkt haar aan en maakt het gebaar voor ‘nijlpaard’. Huh, nijlpaard? Kiki snapt er niets van. Josephina lacht en maakt het gebaar nog een paar keer, samen met het gebaar voor ‘spelen’. Later hoort Kiki dat haar dochter op de opvang met een nijlpaard heeft gespeeld. “Daar dacht ze blijkbaar aan terug, en ik vind het zo gaaf dat ze die gedachte uit zichzelf met mij kan delen”, vertelt Kiki. “En dat ze nu al kan aangeven wat ze wil, in plaats van dat wij dat voor haar bepalen.”

Goede oren

Josephina heeft een goed gehoor. Waarom gebruiken haar ouders dan gebaren om met haar te communiceren? “Dat is de eerste stap in de communicatieontwikkeling van kinderen”, vertelt Lissa Zeviar, oprichter van het babygebarenbedrijf Gebarenstem. Zelf groeide Lissa op met 2 dove ouders. Omdat ze de gebaren van haar ouders oppikte, kon Lissa al met haar ouders communiceren toen ze 8 maanden oud was.

Lissa: “Vanaf 6 maanden ontwikkelt een baby de grove motoriek om gebaren te maken. Kijk maar: je baby strekt zijn armpjes naar je uit om te zeggen ‘pak me op’, hij zwaait om ‘dag’ te zeggen, schudt ‘nee’ en knikt ‘ja’. Hij begint op die leeftijd ook verbanden te leggen tussen woorden, voorwerpen en handelingen. Hij herkent een eendje in de vijver en voelt dat hij dorst heeft. Dat wil hij graag met je delen. Maar de fijne motoriek die een kindje nodig heeft om woorden te vormen met zijn mond, ontwikkelt zich pas tussen de 12 en 18 maanden.”

Op cursus?

Toen Josephina 6 maanden oud was, volgden Kiki en haar man Andrew een oudercursus baby- en kindergebaren. Kiki: “Ik zag een folder liggen bij mijn verloskundige. ‘Geef je baby een stem’ stond er op. Wij waren wel benieuwd wat ons meisje allemaal al te zeggen had. Samen volgden we de 3 bijeenkomsten van 1,5 uur. Daar leerden we wat babygebaren zijn en hoe we ze aan Josephina konden leren. We oefenden ook alvast 80 gebaren die we meekregen in een boekje.”

Voordeel: de gebaren die je leert komen uit de Nederlandse Gebarentaal, dezelfde taal die doven en slechthorenden in Nederland gebruiken. Dat is toch mooi meegenomen?

Hoe werkt het?

Door consequent voor, tijdens en na het eten het gebaar voor ‘eten’ te maken, leerden Kiki en Andrew hun dochter het gebaar voor ‘eten’ (een denkbeeldige lepel naar je mond brengen). Ze spreken het woord ‘eten’ daar ook bij uit. “Je blijft dus gewoon tegen je kindje praten zoals je altijd doet. De gebaren ondersteunen de gesproken taal, ze vervangen die niet”, legt Kiki uit. “Zie het als een soort ondertiteling.”

Zo ging het ook met woorden als drinken, papa, mama, hond en poes. Kiki: “Rond 7 maanden merkten we dat Josephina naar onze handen begon te kijken als ze een bekend woord hoorde. Ze was 9 maanden toen ze voor het eerst zelf een duidelijk gebaar maakte: ze kneep haar hand dicht en weer open, het gebaar voor de lamp aan of uit doen. Toen wij vervolgens de lichtknop omzetten, lag ze helemaal in een deuk. Dagenlang wilde ze het licht aan en uit, want voor het eerst werd ze gehoord en begrepen.”

Dag driftbui

Voor de zoveelste keer haalt Annette Lenters (36) haar zoontje Lewis van 18 maanden van de stoel waar hij op klimt. Dat vindt Lewis niet leuk. ‘Ik zie dat je boos bent’, zegt Annette, die alle 3 haar kinderen gebaren leerde. Ze balt haar vuist, het gebaar voor ‘boos’. Lewis antwoordt bevestigend met hetzelfde gebaar. Annette: “Op die manier kan hij zijn boosheid uiten en weet hij dat ik die boosheid zie en erken. Vervolgens vraag ik – ondersteund met gebaren – hoe ik hem kan helpen. Hij gebaart dat hij wil spelen en ik vraag waar hij dan mee wil spelen. Zijn boosheid zakt weer.”

Het is voor jonge kinderen lastig om hun gevoelens te uiten, al helemaal als ze nog niet kunnen praten. “Gebaren kunnen daarbij helpen”, vertelt Lissa. “Emoties zijn heel abstract, maar met gebaren maak je ze tastbaar. Dat voorkomt frustratie voor jullie beiden, je kind kan duidelijk maken hoe hij zich voelt en jij kunt dat erkennen. Daardoor voelt hij zich beter begrepen en slaat zijn verdriet of woede minder snel om in een huil- of driftbui.”

Dat geldt ook voor pijn, merkt Kiki. “Ook pijn is natuurlijk nog heel abstract voor Josephina, maar ze begint het te snappen. Toen haar kiezen doorkwamen, drukte ik zachtjes met mijn vinger op die plekjes en riep ik: ‘auw, auw, auw’. Daarbij maakte ik het gebaar voor pijn: schudden met je open hand. Voorheen was het gissen wat er aan de hand was als ze ons een nacht wakker hield. Pas als ik de volgende ochtend een wit bobbeltje door zag komen dacht ik: oh ja! Nu maakt ze het gebaar voor pijn en pakt ze haar tanden vast.”

Kleine beelddenkers

‘Heb je gepoept?’ vraagt Daniël Mulder (37) aan zijn 18 maanden oude dochter Nora. Hij ondersteunt zijn zin met het gebaar voor poep door zijn hand in een kommetje van boven naar beneden te bewegen. ‘Ja’, zegt Nora, en ze maakt hetzelfde gebaar. ‘Zullen we je luier verschonen?’ vraagt Daniël, terwijl hij het gebaar voor luier maakt. Nora snapt het meteen, ze draait zich om en loopt naar haar slaapkamer.

Kinderen houden van voorspelbaarheid, ze vinden het fijn om te weten wat er gaat gebeuren. Met gebaren kun je dat nog sneller en beter duidelijk maken. Lissa: “De taalverwerking gaat bij jonge kinderen nog niet zo snel. Met gebaren maak je taal visueel en kinderen zijn echte beelddenkers. Een ‘plaatje’ komt dus veel sneller en beter binnen dan alleen een gesproken woord. Bovendien word je gedwongen om met aandacht te communiceren – je moet elkaar immers aankijken.”

Dat merkt Annette ook als ze met Lewis in de speeltuin is. ‘We gaan nog 1 keer van de glijbaan en daarna is het klaar’, zegt ze. Ze ondersteunt haar zin met de gebaren voor ‘1 keer’, ‘glijbaan’ en ‘klaar’. Na nog een keer glijden vindt Lewis het jammer dat de pret over is, maar hij sputtert niet tegen. Hij herhaalt het gebaar voor ‘klaar’. Annette: “Gesproken taal lijkt soms het ene oor in en het andere oor uit te gaan, met gebaren komt de boodschap duidelijker aan. Ik heb ook het idee dat Lewis me sneller snapt. Als ik zeg dat we in bad gaan, zie ik hem nadenken. Als ik het gebaar voor bad erbij maak, loopt hij direct naar de badkamer.”

De trend groeit

In Amerika is gebarentaal voor baby’s en kinderen al populair, in Nederland begint dat nu te komen. “Het aantal cursisten bij Gebarenstem groeit en onze DVD’s en cursusboeken worden steeds meer verkocht”, vertelt Lissa Zeviar. “Ook zetten steeds meer kinderdagverblijven gebaren in om de pedagogische kwaliteit op de groep te verhogen.”

Het kinderdagverblijf van Josephina werkt nog niet met gebaren. Jammer, vindt Kiki. “De meeste mensen begrijpen Josephina niet, daar lopen we wel tegenaan. ‘Ze kan al zoveel zeggen, maar wij kunnen haar niet verstaan’, zeggen ze op de opvang. Als mijn schoonmoeder een boekje voorleest, maakt Josephina allemaal gebaren en kijkt ze afwachtend naar oma’s handen, maar mijn schoonmoeder kent die gebaren niet. Daarom gaat zij nu ook een cursus doen, net als mijn zwager en mijn zus. Zij willen ook met Josephina kunnen communiceren.”

Zo’n cursus is niet noodzakelijk, maar Kiki raadt het wel aan. “Daar konden we volop vragen stellen en ervaringen uitwisselen, en we kregen tips die we zelf niet hadden kunnen bedenken. Dat je niet alleen met praktische gebaren moet beginnen zoals ‘luier’, maar ook met gebaren die je kind interessant vindt zoals ‘poes’ en ‘bal’. Dan zal hij het sneller oppikken want die poes boeit hem veel meer dan die luier. Josephina kent inderdaad de gebaren voor alle dieren, maar ‘luier’ gebaart ze nooit.”

Nooit te oud

Je kunt vanaf 6 maanden met babygebaren beginnen, maar later is ook prima. Hoe ouder je baby is, hoe sneller hij de gebaren oppikt. Zelfs als hij al praat is het nog zinvol om ermee te beginnen. Je kindje kan waarschijnlijk nog niet alle woorden goed uitspreken en veel woorden lijken op elkaar. Bedoelt hij nu ‘muis’ of ‘huis’? Gebarentaal vormt dan een soort ondertiteling.

Annette: “Mijn meiden van 4 en 6 jaar gebruiken ook nog regelmatig gebaren. Handig als ze niet uit zichzelf ‘dankjewel’ zeggen. Dan hoef ik daar niet zeurderig op aan te dringen, maar maak ik onopvallend het gebaar voor ‘dankjewel’ en dan weten ze genoeg. Het gebaar voor ‘ik hou van jou’ maken we ook nog altijd naar elkaar. En als zij buiten spelen kan ik door het raam met ze communiceren. ‘Knap gedaan’, gebaar ik dan, of ‘Geen ruzie maken, zeg maar sorry tegen elkaar’. Het is ook mooi dat zij nu al met hun kleine broertje kunnen ‘praten’.”

Gaat ie nog wel praten?

De grote vraag is: leren deze kinderen nog wel praten, als ze zich al in gebaren kunnen uitdrukken? “Ja hoor”, zegt Daniël. Hij krijgt die vraag ook vaak. “Nu ze 1,5 is merk ik dat Nora steeds vaker woorden uitspreekt en de gebaren weglaat. Het gebaar voor ‘mama’ gebruikt ze al bijna niet meer. Gebaren remmen haar spraakontwikkeling dus niet af, ik heb zelfs het idee dat ze gesproken woorden sneller oppikt.”

Uit Amerikaans onderzoek blijkt inderdaad dat het gebruik van gebaren de taalontwikkeling van kinderen stimuleert. Lissa: “Omdat je baby al op heel jonge leeftijd actief met zijn woordenschat aan de slag gaat, wordt het taalverwervingsproces eerder in gang gezet. Stel dat hij het woord ‘bal’ met 13 maanden kan gebaren. Op het moment dat hij motorisch in staat is om dat woord uit te spreken, zal hij dat al snel doen. Het zit al in zijn actieve woordenschat.”

Je hoeft geen taal te leren

Kiki’s dochter Josephina kan haar ouders inmiddels duidelijk maken dat ze wat wil drinken, dat ze op zoek is naar de bal of dat ze een poes ziet. Elke maand komen daar weer nieuwe gebaren bij. Die halen Kiki en Andrew uit apps en video’s zoals het Kwebl Gebarenboek en het Youtube kanaal van ‘Het Gebaar van de Dag’.

Dat klinkt misschien intensief, maar zo ervaart Kiki het helemaal niet. “Je hoeft geen nieuwe taal te leren. Je blijft gewoon praten tegen je kindje maar je ondersteunt die gesproken taal met af en toe een gebaar. Dat kost drie seconde extra, maar het brengt je zó veel. Ik vind het een openbaring om er achter te komen wat er in Josephina’s hoofd omgaat. Ze neemt nu deel aan een gesprek in plaats van dat we tegen of over haar praten.”

Dit artikel verscheen eerder in Ouders van Nu

Groter gaan wonen als er kinderen op komst zijn? Karin deed het tegenovergestelde. Zij en haar man Gijsbert wonen met hun kinderen Juliëtte en Berend en hun hond Bono in een tiny house van 25 vierkante meter. Waar laten ze al het speelgoed? Wat doen ze ‘s avonds als de kinderen in bed liggen? En wat betekent het voor hun hypotheek?

Doelgericht loopt de driejarige Juliëtte naar een houten opstapje in de woonkamer. Ze trekt een klep open en tovert een puzzel tevoorschijn. Het trapje blijkt een kist vol speelgoed te zijn. “Ja, dit huis is heel efficiënt ingericht”, vertelt Karin (35) vanuit de keuken, terwijl ze de kleine Berend van 16 maanden in de gaten houdt. “Berend heeft er zijn missie van gemaakt om de trap naar de slaapvide te beklimmen. Die hebben we maar even gebarricadeerd met een koffer, want een standaard traphekje past er niet op. Een box hebben we niet, dus ik moet Berend gewoon wat meer in de gaten houden. Als het nodig is kan hij in zijn slaapkamertje spelen. Dat is 3 vierkante meter groot, maar het bedje is opklapbaar zodat het hokje ook als speelruimte kan dienen. Gijsbert heeft een eigen bouwbedrijf, dus we hebben dit tiny house zelf ontworpen en gebouwd. Daardoor is het helemaal op maat gemaakt voor ons gezin. Alles wat we nodig hebben en wat ons dierbaar is, past er in.”

wonen in een tiny house met kinderen

Karin en Juliëtte

Hypotheekvrij

“Gijsbert en ik hebben nooit gedroomd van een groot huis. Als wij fantaseerden over de toekomst dan zagen we een klein huisje voor ons met een veranda ervoor met een schommelstoel erop. We ontmoetten elkaar in 2007 in Frankrijk, waar Gijsbert werkte als beheerder van een vakantiedorp waar ik met vriendinnen vakantie kwam vieren. Hij kwam voor mij naar Nederland en we kochten een appartementje van 60 vierkante meter in Zeist.”

‘Vooral na de geboorte van Juliëtte kregen we regelmatig de vraag wanneer we groter gingen wonen’

“We hadden het daar goed naar onze zin, ook toen er kinderen kwamen vonden we dat we genoeg ruimte hadden. Het enige dat we misten op zes hoog was een tuin. Onze omgeving dacht daar anders over, vooral na de geboorte van Juliëtte kregen we regelmatig de vraag wanneer we groter gingen wonen. Die opmerkingen brachten mij aan het twijfelen: moesten we dan toch op zoek naar iets ruimers?”

“Een groter huis betekent ook een hogere hypotheek. Eigenlijk werkte onze hypotheek ons al op de zenuwen. Het benauwde ons dat we er nog zeker dertig jaar aan vast zouden zitten en we vonden het zonde dat er zo’n groot deel van ons inkomen naar ons huis ging, dat geld zouden we liever anders spenderen. Emigreren naar Frankrijk was en is onze grote droom, maar daarvoor sparen lukte niet. We hadden financieel niets te klagen maar als we wat overhadden dan legden we dat opzij voor de toekomst van de kinderen. Je weet niet wat het leven brengt, wat als ik mijn baan als communicatieadviseur zou verliezen of als de kinderen onverwacht meer zorg nodig zouden hebben? Daar was financieel geen ruimte voor. Toen het appartement in crisistijd ook nog eens flink in waarde daalde, waren we er helemaal klaar mee.”

‘Eindelijk een beweging die klein wonen niet ziet als tekort schieten, maar als genoegen nemen met genoeg.’

“Alles veranderde toen ik in 2014 in Salt Magazine een artikel las over tiny houses. Zelfvoorzienende mobiele huisjes van 20 á 30 vierkante meter, zonder hypotheek. De kosten liggen tussen de 30.000 en 60.000 euro, afhankelijk van de keuzes die je maakt in materialen en voorzieningen. Gijsbert en ik waren opslag verliefd op de huisjes. Ze stralen zoveel creativiteit uit en de eenvoud sprak ons aan. In één klap waren al mijn twijfels weg, dit past bij ons! Eindelijk een beweging die klein wonen niet ziet als tekort schieten maar als genoegen nemen met genoeg. In 2016 begonnen we met de bouw van ons eigen tiny house. We zetten ons appartement te koop en verhuisden in mei 2017 naar ons huisje van 25 vierkante meter.”

wonen in een tiny house met kinderen

Minimalistische kinderen

“Kennissen reageerden verbaasd. ‘Dat kan helemaal niet met kinderen’, zeiden ze. Ze associeerden een tiny house met een stacaravan en konden zich niet voorstellen dat een heel gezin daar permanent in kon wonen. Pas toen ze een jaar later in ons huisje stonden en met eigen ogen zagen hoe ruim het is opgezet, zeiden ze: ‘Ohja, het kan wel.’ Ons huis is hoog, het heeft veel ramen en het is gemaakt van duurzame materialen zoals hout en bamboe. Dat geeft een andere sfeer dan bijvoorbeeld een camper.”

‘Het zijn vooral volwassenen die denken dat kinderen veel binnenruimte, speelgoed en kleding nodig hebben.’

“Laatst liep er een meisje van negen langs ons huisje. ‘Mevrouw, wat heeft u een mooi indianenhuisje. Daar zou ik ook wel willen wonen’, zei ze tegen mij. Ik denk dat kinderen meester zijn in eenvoudig en minimalistisch leven, het zijn vooral volwassenen die denken dat kinderen veel binnenruimte, speelgoed en kleding nodig hebben. Juliëtte heeft twee broeken en twee rokjes die ze het liefst iedere dag aan wil. Haar andere kleding ligt te verstoffen in de kast. Met speelgoed is het net zo.”

wonen in een tiny house met kinderen

Berend op de veranda

“Natuurlijk hebben kinderen wel speelgoed nodig om zich te ontwikkelen en te vermaken, maar geen kasten vol. De laatste tijd merkte ik dat Juliëtte niet meer naar haar poppenbuggy omkeek. Ik heb hem weggegeven en ze heeft er nooit meer naar gevraagd. Zo gaat het vaker. Als ze straks ouder wordt zullen we haar meer bij dat proces betrekken, ik denk dat dat heel natuurlijk zal gaan. Ik wil mijn kinderen meegeven dat ze niet alles hoeven te bezitten. Je kunt ook delen, lenen en doorgeven. We zijn lid van de bibliotheek, ik krijg veel kleding van mijn zussen en met vrienden hebben we een Facebookgroep waar we kinderspullen doorgeven aan elkaar.”

Geen luiertas of commode

“Toen ik laatst met mijn moeder in een tuincentrum was, begon ik tussen de woonaccessoires te snuffelen. ‘Weg daar jij’, zei mijn moeder plagend. ‘Dat past niet in je huis’. Gelijk heeft ze, er is niet veel ruimte meer voor nieuwe spullen. Ik koop heus wel eens iets nieuws, een kledingstuk of een paar oorbellen bijvoorbeeld. Verwennerij met een houdbaarheidsdatum kan ook, ik kan echt genieten van een reep Tony Chocolonely. Ik merk wel dat de drang om nieuwe spullen te kopen minder wordt en dat voelt heel bevrijdend.”

‘Als je zwanger bent, worden je zoveel spullen aangepraat die je nodig zou hebben.’

“Dat we bijna al onze boeken de deur uit moesten doen, deed wel even pijn, maar verder voelde het juist heerlijk om te ontspullen. Onze oude meubels mis ik echt niet. Dat geldt ook voor babyspullen. Een commode hebben wij bijvoorbeeld niet meer, we gebruiken nu gewoon het bankje in de woonkamer. De luiers liggen in de kast daarnaast. Een luiertas heb ik ook niet. Een oude rugtas met een paar handige vakken volstaat prima. Flessen drogen gaat heel goed op een theedoek in plaats van in een flessendruiprek. Een flessenwarmer heb ik wel heel braaf gekocht bij mijn eerste zwangerschap, maar die was na een maand weer de deur uit. Je kunt je fles toch ook gewoon opwarmen in een pannetje water?”

“Als je zwanger bent worden je zoveel spullen aangepraat die je nodig zou hebben. Een groot deel is inderdaad heel handig, maar niet noodzakelijk. Er leven wereldwijd heel veel ouders zonder al die spullen, het is maar net wat je norm is. In ons land ligt die norm heel hoog. Dat is prima, maar het is geen voorwaarde voor goed moederschap.”

Op elkaars lip

“Toen Juliëtte deze week buiten zat te spelen, begon het te regenen. Ze gaf geen kik maar speelde ongestoord door. Op zulke momenten weet ik dat deze levensstijl bij haar past. Wonen in een tiny house betekent heel veel buiten leven en daar zie ik mijn kinderen echt van genieten. Juliëtte vind het bijvoorbeeld geweldig om zaadjes voor groenten en fruit in de grond te stoppen. ‘Slecht weer’ bestaat niet en tegen de kou kun je je kleden. Daardoor voelt ons tiny house van 25 vierkante meter zelfs ruimtelijker dan ons appartement van 60 vierkante meter. We zitten niet meer op een balkonnetje op zes hoog aan een drukke straat, we staan op een groot grasveld en als we de deuren opengooien zijn we buiten.”

‘Ons tiny house van 25 vierkante meter voelt ruimtelijker dan ons appartement van 60 vierkante meter.’

“In de winter genieten we ook van het buitenleven maar dan gaat het niet zo gemakkelijk als in de zomer. Daarom zijn we nu een veranda van 10 vierkante meter aan ons huisje aan het bouwen. Die wordt op koude dagen afgeschermd met doeken en verwarmd met een kachel, zodat de kinderen er kunnen spelen, wij er ’s avonds kunnen zitten, hond Bono er kan liggen of de was er kan drogen. Zo’n extra ruimte is in de winter wel onmisbaar.”

wonen in een tiny house met kinderen

“Daardoor voelt het ook niet alsof we te dicht op elkaars lip zitten. Soms is het zelfs een voordeel dat we in een kleine ruimte samenleven. Een paar dagen geleden begon Juliëtte ineens angstig te roepen in haar slaap. Vanuit mijn bed riep ik: ‘Het is goed, ga maar lekker slapen’, toen viel ze weer in slaap. Dan is het fijn dat ik even kan laten merken dat ik dichtbij ben. Natuurlijk zitten er ook nadelen aan. Soms kan Juliëtte lastig in slaap komen, dan gaat ze contact met ons maken door naar ons te roepen en liedjes te zingen. Pas als wij echt even naar buiten of naar de veranda gaan, kan zij rustig inslapen. Daarna kunnen we prima een filmpje kijken of een wijntje drinken, als de kinderen eenmaal slapen kun je een kanon naast ze afschieten.”

In de groene kliko

“Onze liefde voor de natuur speelde ook mee in de keuze voor een tiny house. We probeerden altijd al bewust te consumeren maar sinds geboorte van onze kinderen zijn we ons nog bewuster van het feit dat we de aarde doorgeven aan de volgende generatie. Dit huisje kan over vijftig jaar bij wijze van spreken grotendeels in de groene kliko. Het is helemaal zelfvoorzienend, we halen onze stroom uit zonne-energie en zuiveren het regenwater dat we opvangen. We hebben nu nog een gewone auto maar we zouden liever een elektrische auto willen. Dankzij onze lage woonlasten kunnen we daar ook daadwerkelijk voor gaan sparen.”

“Als we groter waren gaan wonen had ik waarschijnlijk meer moeten gaan werken, nu betalen we alleen nog de huur voor onze standplaats. Dat betekent niet dat ik nu minder ga werken, het gaat er om dat het kan als het ooit nodig is. Dat geeft een heel vrij gevoel.”

buitenspelen tiny house met kinderen

Berend en Juliëtte spelen veel buiten

“We staan nu met ons huisje op een camping in Bilthoven (2017). Dat is het nadeel van een tiny house, het is in Nederland niet legaal om zo’n huisje zomaar ergens neer te zetten. Wel starten steeds meer gemeenten met pilots voor tiny house locaties, wij zijn nu met de gemeenten Zeist en Nieuwegein in overleg voor een legaal plekje. Ook dat is wellicht tijdelijk, en daar zit ik wel een beetje mee. Het is handig dat ons huisje mobiel is, maar ik hoop wel dat we ons in de toekomst kunnen verplaatsen zonder de kinderen van hun basisschool te hoeven halen. Niet dat wij vijftig jaar op één plek willen wonen maar we zouden de kinderen wel graag een stabiele basisschooltijd willen geven.”

‘In de toekomst zouden we in een tiny village willen wonen.’

“Uiteindelijk zouden we in de toekomst in een tiny village willen wonen, met andere tiny house bewoners om ons heen. Als de kinderen ouder worden bouwen we er misschien wel een tiny house of een tipi tent bij voor hen. Wie weet gaat onze droom om naar Frankrijk te emigreren nog ooit in vervulling. Het mooie is dat we ons huisje dan gewoon mee kunnen nemen.”

Dit artikel verscheen in 2017 in Ouders van Nu.

OVN12 Persoonlijk- tiny house

Vraag de achtjarige Isobel wat ze allemaal leert en ze raakt niet uitgepraat. “Dat totaal onbevangen leergierige wat ze heeft zou wel minder zijn als ze op school zou zitten, vermoed ik” zegt haar moeder. Zij geeft Isobel thuisonderwijs.

In de huiskamer van de eengezinswoning in Lent heeft Isobel Put (8) een parcours uitgezet met kussens, opgerolde dekens en een Wobbel board. “Om de tien rondjes neem ik pauze” vertelt ze terwijl ze over de bank roetsjt. Op een vel papier turft ze haar score. “Ik heb al honderd rondjes gehad.”

Isobel is dol op sport. “Ik zit op floorbal en turnen, mama leert me paardrijden en met papa ga ik wel eens hardlopen” zegt ze. Als ze klaar is met haar parcours, komt ze aan de eetkamertafel zitten. Naast de hovercraft die ze gebouwd heeft van technisch LEGO ligt het boek van Freek in het wild. Nog een favoriet van Isobel: alles wat met natuur te maken heeft. “Soms ga ik met papa op zoek naar bloemen, planten en diertjes die we nog niet kennen. Die zoeken we op in een van deze boeken.” Uit de boekenkast, die een hele wand van de kamer in beslag neemt, haalt ze een stapel naslagwerken tevoorschijn. “In dit boekje staan allerlei soorten spinnen en deze gaat helemaal over planten. Kijk, deze hebben we bijvoorbeeld een keer gevonden: de boterbloem. De waterlelie en de grote ereprijs ook. En de koekoeksbloem hebben we hier in de tuin geplant.”

Isobel heeft een parcours uitgezet in de woonkamer
Recht op vrijstelling  

In Nederland moeten kinderen vanaf vijf jaar verplicht naar school. Toch krijgen zo’n 600 kinderen in ons land thuisonderwijs. Omdat er geen school in de buurt is die bij de levensovertuiging of religie van de ouders past of omdat het kind er door gezondheidsproblemen niet toe in staat is. Isobel valt binnen de eerste categorie. “Ik heb niets tegen het schoolsysteem, voor de meeste kinderen werkt dat prima” vertelt haar moeder Suzan Put. “Wij vinden thuisonderwijs alleen beter bij Isobel passen.”

Suzan: “Ik kreeg een proces verbaal en de leerplichtambtenaar vond dat de rechter zich over de kwestie uit moest spreken”

Toen Isobel twee jaar oud was, was ze al geïnteresseerd in letters. Suzan en haar man Peter verzamelden allerlei spelletjes en oefeningen om Isobel uit te dagen. Hun dochter ging er gretig op in. Suzan: “Toen ze bijna drie was, zijn we op zoek gegaan naar een basisschool voor haar. We lazen schoolgidsen, bezochten websites en praatten met leerkrachten maar we vonden geen school die aansloot bij onze levensvisie. Die kun je het beste beschrijven als humanistisch. We vinden zelfstandigheid en vrijheid heel belangrijk.”

Een maand voordat Isobel vijf werd, schreven Peter en Suzan een brief naar de gemeente waarin ze een beroep deden op hun recht op vrijstelling. Suzan: “Dat kan in Nederland alleen als een kind nog nooit op school heeft gezeten. In ons geval ging de gemeente daar niet zomaar mee akkoord. Ik kreeg een proces verbaal en de leerplichtambtenaar vond dat de rechter zich over de kwestie uit moest spreken. Het werd een heel juridisch verhaal dat een paar jaar duurde. Ondertussen konden we Isobel wel thuis les blijven geven. In 2016 zijn we in hoger beroep vrijgesproken.”

Boekverslagen aan een lijntje

“Kijk, dit werkboek gaat helemaal over natuur” vertelt Isobel verder. “Op deze bladzijde wordt uitgelegd hoe reflectoren werken. Ze zien er uit alsof ze licht geven maar eigenlijk weerkaatsen ze licht dat er op schijnt. Ik vind het heel interessant om te leren hoe iets werkt. Ik zoek op internet filmpjes op over natuur, het liefst van Freek in het wild. Zo leerde ik bijvoorbeeld dat kikkers amfibieën zijn.”

Suzan: “Er ligt nooit druk op het leren en Peter en ik kunnen helemaal aansluiten op haar persoonlijke interesses”

Isobel raakt niet uitgepraat over wat ze leert. “Zo gaat het de hele dag door” lacht Suzan. “Er is altijd en overal wel iets interessants te ontdekken en daar is Isobel zich heel bewust van. Die nieuwsgierigheid en leergierigheid zit in haar karakter, maar ik denk dat het thuisonderwijs dat ook stimuleert. Dat totaal onbevangen leergierige wat ze heeft, zou wel minder zijn als ze op school zou zitten vermoed ik. Er ligt nooit druk op het leren en Peter en ik kunnen helemaal aansluiten op haar persoonlijke interesses. Dat is een stuk leuker en interessanter dan wanneer Isobel op gezette tijden met een klas mee zou moeten doen.”

Leren lezen deed Isobel bijvoorbeeld niet omdat het van een leerkracht moest maar omdat ze zelf informatie wilde kunnen opzoeken. Isobel: “Mijn lievelingsboek op dit moment is ‘Een pittig soepje’ van Femke Dekker. Ik maak ook mijn eigen boekenleggers.” Ze houdt een boekenlegger omhoog en draait zich dan met het boek naar Suzan. “Mama, als ik deze uit heb kunnen we er weer een boekverslag van maken.” Aan een lijn in de woonkamer hangen al een paar boekverslagen op een rij. Suzan: “Als Isobel een boek uit heeft praten we er samen over. Wie is de hoofdpersoon, waar speelt het zich af, wat vond je het leukst? Samen maken we er een verslagje van.”

Trots hangt Isobel haar boekverslagen in de woonkamer op.

En als Isobel geen zin heeft om een boekverslag te maken? Suzan: “Dan doen we het een andere keer. Of helemaal niet. Ik denk niet dat het leerzaam is voor een kind om dingen tegen haar zin in te doen. Ze zal later heus wel eens wat moeten doen waar ze tegenop ziet maar daar leert ze dan wel mee omgaan.”

Winkeltje spelen

Een vaste structuur of gemiddelde lesdag bestaat voor Isobel niet. Ze kiest zelf wat ze wil doen op een dag. “Vanmorgen wilde ik winkeltje spelen” vertelt ze terwijl ze een plastic kassa tevoorschijn haalt. “Mama en ik kopen spullen van elkaar en dan moeten we elkaar geld teruggeven.” Als Isobel zo’n initiatief neemt haakt Suzan daar op in. “Ik bepaal het niveau. Bijvoorbeeld door de bedragen ingewikkelder te maken.”

Suzan: “Isobel heeft geen negatieve associaties met werkboekjes want daar werkt ze alleen in als ze dat zelf wil”

Hoewel het initiatief van Isobel komt, zijn het Peter en Suzan die zorgen dat het aanbod voor het oprapen ligt. Suzan: “Op internet vond ik een pakket van Eurowijs met een werkboekje en een poster over rekenen met geld. Online zijn bijbehorende filmpjes te vinden. Op gegeven moment heb ik de poster op de kast gehangen en Isobel de kassa gegeven.  Nu begint het voor haar te leven en geeft ze zelf aan dat ze ermee aan de slag wil. Toen we vanmorgen klaar waren met de kassa, stelde ik voor om even in een werkboekje van Eurowijs te gaan werken. De kans is groot dat Isobel daar dan zin in heeft, ze zit op dat moment helemaal met haar hoofd in de euro’s. Ze heeft ook geen negatieve associaties met werkboekjes want daar werkt ze alleen in als ze het zelf wil. Zelfs als we op vakantie gaan stopt ze altijd wel wat werkboekjes of natuurgidsen in haar koffer.”

Betekent dat dan dat Suzan 24/7 de rol van juf vervult? “Zo voelt dat voor mij niet. Net zoals spelen en leren met elkaar verbonden zijn, is mijn rol als coach verweven met mijn rol als moeder. Ik leg Isobel niets op, ik ga samen met haar op ontdekking. Daardoor bijt het elkaar niet” vertelt ze.

Isobels broers Julian (14) en Robin (17) gaan wel gewoon naar school. Dat maakt Isobel nieuwsgierig. “Ik vind het wel jammer dat ik niet gewoon even kan uitproberen of ik het leuk zou vinden. Maar ik vind het wel heel fijn dat ik thuisonderwijs krijg. Een klas vol kinderen lijkt me heel druk. Thuis heb ik veel vrije tijd en kan ik leren wat ik zelf wil” zegt ze.

Kerndoelen en cijfers

Isobel zit niet elke dag aan de keukentafel te rekenen, ze gaat ook veel op pad. Isobel: “We gaan paardrijden, maken een natuurwandeling of bezoeken een museum. Dit jaar zijn we bij het Valkhofmuseum, het Archeon en het Nederlands Watermuseum geweest.”

Suzan: “Als we samen iets lekkers bakken leert Isobel over grammen en liters”

Suzan is niet bang dat Isobel lesstof misloopt. “Het één spreekt haar meer aan dan het ander, maar uiteindelijk komt bijna alles wel een keer aan bod. Nu is de natuur bijvoorbeeld helemaal haar ding, dan gaan wij daarin mee. Maar als ze een boek van Freek Vonk leest zit daar ook aardrijkskunde en taal in. Rekenen spreekt haar op dit moment minder aan maar ze is wel gek op het pizzaspel dat haar spelenderwijs breuken leert. En vandaag wilde ze dus winkeltje spelen. Als we samen wat lekkers bakken leert ze over grammen en liters. Om droge sommetjes staat ze niet te springen, maar wie eigenlijk wel?”

Het pizzaspel leert Isobel spelenderwijs breuken.

Toetsen of cijfers krijgt Isobel niet en haar niveau wordt niet op papier vastgelegd. Suzan: “Dat zit allemaal in mijn hoofd. Met een hele klas kinderen zou dat natuurlijk niet kunnen maar ik ben constant met Isobel bezig. Ik observeer en toets haar elke dag spelenderwijs. Wat vindt ze interessant? Waarin loopt ze vast? Toen ze voor het eerst zei dat het kwart voor drie was wist ik dat ze de kwartieren onder de knie had. Als ze hardop een stukje voorleest hoor ik dat ze weer vooruit is gegaan en als ze een ander uitlegt hoe reflectoren werken weet ik dat ze die stof begrijpt. Op dit moment merk ik dat ze in haar spelling de dubbele medeklinker nog wel eens vergeet. Daar moeten we dus de komende tijd op letten.”

Suzan: “Dit jaar gaf Isobel zelf aan dat ze meer geschiedenis wilde leren”

Zo eens in de zoveel tijd werpt Suzan een blik op de kerndoelen. Op het gebied van biologie en techniek is Isobel al ver voor haar leeftijd, terwijl dat bij spelling juist niet zo is. Suzan: “Daar komt ze vanzelf een keer aan toe. Uiteindelijk zorgen we wel dat alles aan bod komt, maar niet op vooraf bepaalde momenten.” Suzan en Peter maken wel elk jaar een onderwijsplan waarin globaal staat wat ze Isobel willen leren. Suzan: “Hoe ouder ze wordt, des te meer stem Isobel daar in krijgt. Dit jaar gaf ze bijvoorbeeld aan dat ze meer geschiedenis wilde leren.”

Isobel: “In een filmpje van Freek in het wild vertelde Freek over hunebedden en dieren van vroeger. Toen begon ik me dingen af te vragen. Hoe maakten de mensen vroeger hutten? Hoe kwamen ze aan eten?” Toen Isobel dat aan haar moeder vertelde kwam Suzan in actie. Ze bestelde de canon van de geschiedenis online en stortte zich met Isobel op de oertijd. Isobel: “We hebben hunebedden nagebouwd in de tuin en zijn naar het Archeon geweest. Toen we op vakantie waren in Oostenrijk heb ik fossielen gevonden.” Suzan kijkt nu al uit naar het moment dat de Romeinen aan bod komen. “Dan kunnen we een bezoekje brengen aan Xanten en aan het Valkhof museum, waar we toch al vaak komen. SchoolTV en Klokhuis hebben ook veel mooie filmpjes over die tijd gemaakt.”

Allesweters

Suzans enthousiasme – en dat van Peter  – is net zo belangrijk als dat van Isobel. “Peter en ik hebben allebei brede interesses en zijn heel leergierig. Ik denk wel dat dat belangrijk is als je thuisonderwijs geeft. Veel ouders zullen dit helemaal niet willen. Je moet constant dingen uitzoeken, informatie verzamelen, met anderen samenwerken en activiteiten organiseren. Dat kost veel energie. Dat is voor ons goed vol te houden omdat we het zo leuk vinden om de hele dag met Isobel bezig te zijn, haar uit te dagen en te prikkelen” vertelt ze.

Suzan en Peter werken beiden parttime als tandarts. Als de één werkt, neemt de ander het onderwijs van Isobel op zich. Suzan: “Dat houdt de afwisseling erin. Voor ons, maar ook voor Isobel. We doen allebei andere activiteiten met haar. Zo heeft Peter laatst een cursus programmeren met Isobel gedaan en gaat hij vaak met haar de natuur in. Ik leer haar gitaar spelen, breien en vilten. Eén keer in de week bakken we iets lekkers en lezen we gedichten aan elkaar voor aan een mooi gedekte tafel. Poetry teatime noemen we dat.”

Een achtergrond in het onderwijs hebben Isobels ouders allebei niet. “Van andere ouders krijgen we wel eens de vraag of wij wel alles weten” zegt Suzan. “Natuurlijk weten wij niet alles maar ik hoef niet alle kennis zelf te hebben om die over te kunnen dragen. Zo lazen we pas wat over de bidsprinkhaan, daar wilde Isobel meteen meer van weten. Ik wist bijna niets over de bidsprinkhaan, maar ik kan er wel samen met haar over lezen, plaatjes kijken en filmpjes zoeken. Bovendien vallen we ook terug op de expertises van anderen. Zo krijgt Isobel een keer in de week pianoles.” Isobel begint meteen te neuriën. “Ik ben nu bezig met Für Elise” vertelt ze.

Andere kinderen

Isobel gaat om de week naar een techniekclubje in Enschede en eens in de twee weken komt ze in Zwolle samen met kinderen die ook thuisonderwijs krijgen. Isobel: “Daar doen we theatersport, muziek en spelletjes. We gaan ook samen lunchen, dan staat de hele tafel vol met eten.” Suzan: “Iedereen neemt wat lekkers mee, dat is altijd een feestje. En als de kinderen aan het spelen zijn kunnen wij ouders elkaar tips geven, vragen stellen en lesmateriaal uitwisselen.”

Suzan: “Er zijn zelfs kennissen die haar toetsen: ‘Weet jij wel wat drie keer drie is?’”

Op die clubjes leert Isobel ook met andere kinderen samen te spelen en te werken, net als op haar sportclubs. Isobel: “Ik speel ook veel met kinderen uit de straat en in de zomer ga ik vaak naar de speeltuin achter ons huis. Daar heb ik al heel veel vriendjes gemaakt.”

Dat contact met andere kinderen vinden Suzan en Peter heel belangrijk. Suzan: “Dat Isobel geen andere kinderen zou zien is denk ik het grootste vooroordeel over thuisonderwijs. Soms zijn al die vooroordelen en vragen van anderen wel lastig. Mensen stellen ook wel eens vragen aan Isobel zelf. ‘Waarom krijg jij thuisonderwijs?’ Die vraag is op haar leeftijd nog heel moeilijk te beantwoorden. Er zijn zelfs kennissen die haar toetsen: ‘Weet jij wel wat drie keer drie is?’ Maar goede vrienden en familie zijn gelukkig positief. Die zien hoe enthousiast Isobel is en wat ze allemaal leert.”

Naar de middelbare school

Terwijl Suzan verder vertelt, ploft Isobel op de bank met haar iPad. Met een koptelefoon op haar oren verdwijnt ze even in haar eigen wereld. “Daar is ook tijd en ruimte voor” vertelt Suzan. “Ze kent zichzelf heel goed en voelt zelf aan wanneer ze behoefte heeft aan rust. In de klas is dat vaak niet mogelijk, dan moet je mee met de rest.”

Isobel trekt zich even terug

Concrete lange termijn plannen zijn er niet voor Isobel. Wat als ze in de toekomst toch naar school wil? Suzan: “Als ze wil instromen op een middelbare school dan kan dat probleemloos, eventueel na een Cito-toets. Ook voor toelating tot vervolgonderwijs bestaan er wegen, zoals een toelatings- of staatsexamen.”

Hoe het ook loopt, Suzan hoopt vooral dat haar dochter die onderzoekende instelling van haar blijft houden. “Ze is heel zelfbewust, weet precies wat ze wel en niet wil, wat ze leuk vindt en waar ze over wil vertellen. Ze kan haar eigen mening heel goed verwoorden en beargumenteren. Ik vind het geweldig om te zien hoe Isobel opgroeit tot een zelfbewust en leergierig meisje. Dat is echt genieten!”

Voor Ouders van Nu ging ik op bezoek bij Rebecca en Jesper, die met hun zoontje aan boord van een schip wonen.

OvN09 Persoonlijk verhaal wonen op een schip

Mila en Puck lopen nooit met een volle boekentas van het ene naar het andere lokaal. Ze volgen geen verplichte lessen, krijgen geen huiswerk op, hoeven geen toetsen te maken en kunnen niet zakken of blijven zitten. Ze bepalen zelf wat ze leren, welke regels er op school gelden en welke docenten er worden aangenomen. Ze zitten op een democratische school. Hoe werkt dat?

In een grote ruimte die ooit dienst deed als winkelpand, hangt een groepje leerlingen met een mok thee op de bank. Ze kijken toe hoe twee jongens in het midden van de ruimte een potje pool spelen. Naast hen zitten wat leerlingen aan tafel over een wiskundeboek gebogen. Twee jongens nemen hun koffie mee naar buiten. Op weg naar de achtertuin passeren ze iemand die gitaar zit te spelen in een kleine ruimte bij de achterdeur. In de woonkamer daarnaast zit een meisje in de vensterbank naar buiten te kijken, op haar benen rust een volgeschreven schriftje. In de aangrenzende serre zitten drie meiden aan tafel zitten met een docent Duits. Het is een gewone dag op VO De Vallei, een middelbare school voor democratisch onderwijs.

Puck: “Hier stel ik zelf mijn eigen leerprogramma samen.”

Puck de Groot (16) staat op van de bank om een kop koffie te pakken in het keukentje. Hij wil wel meewerken aan een interview, hij heeft geen andere plannen. Tot een jaar geleden volgde Puck regulier onderwijs op het Beekdal Lyceum in Arnhem. “Ik zat in het derde jaar van de Havo. Ik was al een keer blijven zitten en dat zou weer gaan gebeuren, ik zakte op de talen vanwege mijn dyslexie. Voor wiskunde, scheikunde en natuurkunde haalde ik wel hoge cijfers. Daar hoefde ik niet voor te leren, ik verveelde me zelfs in de les. Dat zou alleen maar erger worden als ik naar het Vmbo zou gaan. Daarom koos ik voor De Vallei.”

Op deze school wordt Puck wel uitgedaagd in de exacte vakken. “Hier stel ik zelf mijn eigen leerprogramma samen. Ik kies welke vakken ik wil volgen en op welk niveau, in welk tempo en in welke vorm ik dat doe. En als ik even geen zin heb om te leren, ga ik een potje poolen met mijn vrienden.”

Nooit meer feitjes stampen

De democratische middelbare school VO De Vallei opende haar deuren op 5 oktober 2015 en telt inmiddels 29 leerlingen van 12 tot 18 jaar uit de regio Arnhem en Nijmegen. De leerlingen worden begeleid door een vast team van zeven coaches, aangevuld met tientallen vakdocenten. Sinds dit schooljaar zit de school in een voormalig winkelpand met woonhuis in het centrum van Driel. In dat dorp staat ook basisschool De Vallei, die al 12 jaar bestaat en 200 leerlingen telt.

Mila: “Mijn klasgenoten zeiden: ‘Dan kom je toch nergens in het leven?’”

Mila Goossens (16) zit sinds dag één op VO De Vallei. “Daarvoor zat ik op een grote middelbare school met ruim 1400 leerlingen. Er waren zoveel vakken waar ik huiswerk en toetsen voor moest maken dat het me verlamde. Ik haalde de toetsen vooral op logisch nadenken en feitjes stampen. Dat brak me op. Mijn broertjes volgden al democratisch onderwijs op Basisschool De Vallei. Toen ik hoorde dat er ook een middelbare school werd opgericht, wilde ik dat ook graag proberen.”

Op De Vallei hoeft Mila niet meer te ‘stampen’ voor een toets maar kiest ze zelf wat ze wil leren. Daar keken haar voormalige klasgenootjes gek van op. “Het eerste wat ze zeiden was: ‘Jij mag de hele dag niks doen, dat is zo cool!’ Maar ze zeiden ook:  ‘Dan leer je toch niets?’, ‘Dan haal je toch geen diploma?’ en ‘Dan kom je toch nergens in het leven?’”

Angst versus vertrouwen

Annebelle de Nooy, een van de oprichters van de school, hoort zulke uitspraken wel vaker. “Veel mensen denken vanuit angst in plaats van vertrouwen. Wij geloven juist dat kinderen van nature willen leren, maar dat ze worden afgeremd omdat hen zoveel wordt opgelegd. Doordat wij ze vrijlaten kunnen ze zelf onderzoeken wat ze interessant vinden. Dat noemen we natuurlijk leren.”

Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen regels zijn op deze middelbare school. Het is een erkende school, officieel goedgekeurd door de onderwijsinspectie. “Dat betekent dat wij ons aan de regels binnen het inspectiekader moeten houden. We moeten bijvoorbeeld aantonen dat we een curriculum aanbieden dat voldoet aan de kerndoelen die de overheid heeft vastgesteld”, vertelt Annebelle.

Eindexamen doen

Puck: “Van een niveau zoals Vmbo of Havo is binnen deze muren geen sprake.”

Op VO De Vallei zijn de leerlingen niet onderverdeeld in klassen maar hebben ze ieder hun eigen coach. Daarmee bespreken ze wat ze willen leren en welke begeleiding ze daarbij nodig hebben. Annebelle: “We gaan ervan uit dat er meer informatie is dan je in een paar jaar op school kunt leren dus we vinden het onzinnig om elke leerling dezelfde stof aan te bieden. We denken dat het beter is om leerlingen te leren hoe ze in een steeds sneller veranderende samenleving zelf hun weg kunnen vinden.”

Puck volgt op dit moment de vakken wiskunde, natuurkunde, scheikunde, geschiedenis, economie en psychologie. Hij is ook veel met muziek en techniek bezig. Puck: “Van een niveau zoals Vmbo of Havo is binnen deze muren geen sprake, maar ik kan er wel voor kiezen om op die niveaus eindexamen te doen. Ik wil bijvoorbeeld examen doen in wiskunde, scheikunde en natuurkunde op Vwo niveau, want daar wil ik later iets mee gaan doen. Ik kan ervoor kiezen om een volledig Vwo diploma te halen, maar het is ook een optie om bijvoorbeeld Nederlands en Engels op Havo of Vmbo niveau te halen. Dan moet ik wel eerst uitzoeken of mijn vervolgopleiding dat geen probleem vindt.”

Waar Puck een keur aan vakken volgt, heeft Mila er juist voor gekozen om zich dit schooljaar op één vak te focussen, biologie. “Ik ben er hier op school achter gekomen dat ik psychologie interessant vindt. Als ik dat wil studeren, moet ik eindexamen doen in onder andere biologie. Dit schooljaar wil ik de stof van leerjaar 4, 5 en 6 op Vwo niveau behandelen, binnenkort wil ik ook Engels en Nederlands oppakken. Daarnaast vind ik het ook fijn om gewoon een beetje rond te hangen en te kletsen. Ik zou ook wel piano willen spelen, maar we hebben nog geen piano hier op school.”

Elke docent werkt anders

Vanmorgen kreeg Mila van 10:15 tot 12:00 uur les van de biologiedocent. “Die komt één keer in de week naar school, de rest van de week werk ik zelfstandig aan de stof. Daar maken we geen afspraken over, ik doe waar ik zin in heb. De ene week maak ik vijf hoofdstukken, de andere week komt het er niet van”, vertelt ze. Van huiswerk en strafwerk is dus geen sprake. Annebelle: “Mila kan haar coach wel vragen om haar wat meer te pushen als ze dat zelf wil. Maar we pakken haar nooit haar verantwoordelijkheid af.

Na de les zet de docent in het leerlingvolgsysteem welke stof er is behandeld. Zo is het voor de leerling, de coach en de ouders overzichtelijk waar de leerling staat, zonder dat er een toets gemaakt hoeft te worden. Mila: “Als ik zelf graag een toets wil maken, mag dat overigens wel.”

Puck: “De techniekdocent komt gewoon binnen en gaat ergens mee aan de slag.”

Niet elke docent werkt zoals de biologiedocent. Puck: “De wiskundedocent komt elke donderdag en geeft privélessen van twintig minuten. Wij kunnen ons voor die lessen intekenen op een rooster op het prikbord. De techniekdocent komt gewoon binnen en gaat ergens mee aan de slag, met 3D printen bijvoorbeeld. Als je dat interessant vindt, kun je erbij gaan zitten.”

De leerlingen kunnen ook een vak volgen dat niet door een docent wordt aangeboden. Annebelle: “Stel dat een leerling Japans wil leren, dan bespreekt hij samen met zijn coach hoe hij dat aan wil pakken. We kunnen een vakdocent Japans aanstellen maar de leerling kan er ook voor kiezen om een online cursus te volgen, Skype contact te zoeken met iemand uit Japan of een Japans restaurant binnen te lopen om te vragen of iemand hem wil helpen. Er is zoveel mogelijk. Je kunt ook leren door stage te lopen, vrijwilligerswerk te doen of zelf een project op te zetten.”

Niks doen bestaat niet

Als Mila gewoon een beetje wil rondhangen en kletsen, zal niemand haar op De Vallei verwijten dat ze ‘niks’ doet. “Het leren van elkaar vinden wij net zo belangrijk als het leren uit een boek. Wij geloven dat leerlingen vanuit hun nieuwsgierigheid altijd in ontwikkeling zijn” legt Annebelle uit. “Wel maken we een verschil tussen formeel leren en informeel leren. We kennen hier op school drie verschillende niveaus van leren: spelen, ontdekken en meesterschap.”

Annebelle: “Als Mila ziet dat de scheikundedocent met een interessant proefje bezig is, kan ze daar gewoon bij gaan zitten.”

“Een meesterschap is een vak waar een leerling bewust mee aan de slag gaat in overleg met zijn coach. Hiervoor maakt hij een plan, stelt hij een doel en haalt hij aantoonbare resultaten. Het doel kan bijvoorbeeld zijn om staatsexamen in een vak te doen, zoals Mila haar examen biologie wil halen.”

“Naast hun geplande meesterschap kunnen leerlingen altijd bij activiteiten of lessen aansluiten, of zelf een activiteit organiseren. Als Mila ziet dat de scheikundedocent met een interessant proefje bezig is dan kan ze daar gewoon bij gaan zitten. Daar zit geen doel aan vast maar ze doet wel kennis en ervaring op en het kan haar interesse in dat vak prikkelen.”

“Spelend leren doen we eigenlijk de hele dag door, van bankhangen en koffiedrinken tot gitaar spelen, muziek luisteren of een potje poolen. Dat is goed voor je emotionele en sociale vaardigheden en het kan je aan het denken zetten. Bovendien ben je na zo’n ontspannen activiteit weer gefocust om te leren. Door het spelend en ontdekkend leren komen de leerlingen er achter wie ze zijn en wat ze willen en kunnen. Dat vinden we hier het belangrijkst.”

Iedereen consent

Puck en Mila beslissen niet alleen over hun eigen leerproces, ze hebben overal een stem in op deze school. Puck: “We beslissen mee over de inrichting van de ruimtes, de regels en afspraken met elkaar, de leerkrachten die aangenomen worden en meer. Die beslissingen worden genomen in kringen. Ik zit bijvoorbeeld in de docentenkring, die besluit welke leerkrachten er aangenomen worden. In een kring zitten zowel leerlingen als teamleden en die zijn gelijkwaardig aan elkaar. Annebelle heeft er net zoveel te zeggen als ik.”

Puck: “We stemmen niet met voor en tegen maar met de consent methode.”

Stel, Mila wil graag een piano op school. Dan stapt ze naar de leermiddelenkring. Puck: “We stemmen niet met voor en tegen of de meeste stemmen gelden, maar via de consent methode. Als je consent bent met een voorstel, betekent dat dat je er geen beargumenteerd overwegend bezwaar tegen hebt. Is iemand niet consent, dan zoeken we net zolang tot we een oplossing hebben gevonden waar iedereen consent mee is.”

Als de leermiddelenkring consent is met de aanschaf van de piano die Mila heeft uitgezocht, wordt haar voorstel behandeld in de algemene schoolvergadering. Daar worden één keer in de week de beslissingen van de afzonderlijke kringen behandeld, iedereen is er welkom. Als daar ook alle aanwezigen consent zijn, kan de piano worden aangeschaft.

Wanneer de klok half drie slaat is de schooldag afgelopen. Dan volgt de laatste verantwoordelijkheid van de dag: opruimen en schoonmaken. Puck: “Iedereen hier op school heeft een taak: stofzuigen, afwassen, tafels rechtzetten en wc’s poetsen. Om 14:30 doen we allemaal onze klus. Dan gaan we naar huis.”

Verantwoordelijk tienerbrein

Je kunt je afvragen of het tienerbrein wel klaar is voor de grote verantwoordelijkheden die democratisch onderwijs met zich meebrengt. Mila en Puck denken van wel. Mila: “Tja, als je nooit leert om verantwoordelijkheid te nemen en zelf na te denken omdat anderen je alles voorkauwen, dan wordt het lastig. Dat leren wij hier dus wel.”

Puck: “Ik denk wel dat er leeftijdsgenoten zijn die beter af zijn op een reguliere school, omdat ze hier niets zouden uitvoeren. Zelf leer ik liever onder begeleiding op deze school met mijn tienerbrein zelf na te denken en verantwoordelijkheid te nemen, dan dat ik daar later ‘in de echte wereld’ pas mee leer omgaan.”

Wil je meer verhalen lezen over bijzondere keuzes in wonen, werken, opvoeden, onderwijs, reizen en relaties? Volg Trant op Facebook of schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Voor Ouders van Nu interviewde ik Valerie Cook die met haar vriend Tim Boffe een oude schoolbus uit Amerika ombouwde tot een rijdend hostel. Samen met hun dochtertje Fenna, hun hond Lewis en wisselende gasten rijden ze door Europa.

Ouders van Nu – Valerie en tim bouwden een schoolbus om tot hostel

Stijn en Ellen reizen veel met hun kinderen

Stijn en Ellen uit Nijmegen reizen veel met hun jonge kinderen naar verre bestemmingen. Teun en Tessel zagen in hun eerste levensjaren al wat van Zuid-Afrika, Cuba, IJsland, Japan en Canada. Welke levenslessen willen Stijn en Ellen hun kinderen meegeven?

Voor de Gelderlander interviewde ik Stijn en Ellen in 2016 over de levenslessen die ze hun kinderen willen meegeven. Ellen: ‘De dunne rijstpapieren wandjes in Japan zijn best een risico als je reist met jonge kinderen, maar je kunt het ook zien als de ultieme kans om je kinderen bij te brengen dat de spullen van anderen kostbaar zijn en dat je ze niet kapot mag maken.’

De Familie in 216

  • Ellen Wissink (42) is arbeidshygiënist bij AAJ advies en hobbyfotograaf.
  • Stijn van Langen (45) werkt als manager bij Essent.
  • Teun (7) zit in groep 3 en Tessel (3) gaat na de zomervakantie naar school.

1. Verwonder je over de wereld

Ellen: “Voordat we kinderen kregen reisden we al veel. Een jaar door Australië, Nieuw Zeeland en Zuid-Oost Azië en een half jaar door Zuid-Amerika. We vinden het heerlijk om mensen te ontmoeten en ons te verwonderen over nieuwe plekken. Toen de kinderen kwamen was het vanzelfsprekend dat het reizen door zou gaan, al zijn de tripjes nu minder lang en worden ze beter voorbereid.”

Stijn: “Voordat Ellen zwanger werd heb ik haar één plechtige belofte moeten doen: nooit een Landall of Centerparcs huisje met de kids.”

Ellen: “Zo’n park geeft mij zo’n verstikkend gevoel, alsof ik op slot zit achter die slagboom. Alles ligt vast en alle spontaniteit en creativiteit ebt weg.”

Stijn: “We blijven het avontuur opzoeken. Toen Teun nog geen jaar oud was reiden we met een camper door Zuid-Amerika. Later door onder andere Zuid-Afrika en Cuba. Ook na Tessels komst in 2012 bleven we reizen, naar IJsland, Japan, Noorwegen en Canada bijvoorbeeld. In totaal zijn we zo’n zes tot zeven weken per jaar weg. Twee schoolvakanties en dan vaak nog een peer keer per jaar een weekendje.”

Ellen: “Onze verwondering werkt aanstekelijk. Toen Tessel 3 was reden we ergens in Noorwegen met de auto een hoek om toen ze ineens enthousiast riep: ‘Kijk, een uitzicht!’ Heerlijk, zo zijn wij ook.”

2. Alles is fascinerend als je je erin verdiept

Ellen: “Voor elke reis of vakantie kijken we samen met de kinderen waar een land ligt op de kaart, welke taal de mensen er spreken en wat ze er eten en drinken. We oefenen woordjes in die taal of koken een lokaal gerecht. Zo bereiden we hen voor op wat komen gaat en leren we ze dat het leuk is om je ergens in te verdiepen.”

Stijn: “Ik las onlangs een citaat van Bill Bryson waar ik mezelf in herken. Hij zei: ‘Alles is fascinerend, als je je er maar in verdiept.’ Dat geloof ik ook.”

Ellen: “Stijn en ik zijn allebei heel nieuwsgierig. Er ligt altijd een Ipad op tafel bij ons, als iemand een vraag heeft gaan we meteen op zoek naar het antwoord. Dat gebeurt bijna dagelijks. We hebben ook allebei veel hobby’s. Ik fotografeer en Stijn is de laatste tijd veel met koken bezig, in het bijzonder met het fermenteren van eten.”

Stijn: “Teun ziet dat en pikt dat op, hij wil helpen en meedenken. Toen hij een kookprogramma op televisie voorbij zag komen zei hij: ‘Laten we dat kijken, misschien vertellen ze iets over fermenteren.’”

Ellen: “We vinden het leuk om nieuwe dingen uit te proberen en dat zie ik terug bij de kinderen. Teun eet bijvoorbeeld bijna alles, van zalm tot inktvis en zeewier. Hij heeft zelfs een keer gefermenteerde haai geprobeerd. ‘Lekker stukje vis’, zei hij. Oesters vind hij ook heerlijk, op reis bestelde hij er een keer tien.”

Teun: “Ik vind ze lekker glibberig en zout.”

Stijn: “Op weg naar IJsland in 2014 complimenteerde Teun de stewardess met haar kookkunsten.”

3. Respecteer andermans waarden en normen

Ellen: “Onze kinderen krijgen veel vrijheid maar ze mogen zeker niet alles. Ik denk zelfs dat wij strenger zijn dan andere ouders. De grondregels zijn: niet schreeuwen, geen ruzie maken en als je iets wilt dan vraag je dat netjes.”

Teun: “Ik vind ze meestal niet heel streng.”

Ellen: “Tijdens het reizen worden normen en waarden als het ware uitvergroot. We logeren bijvoorbeeld vaak via AirBNB bij andere mensen thuis. Dat betekent dat je altijd omringd bent door de spullen van een ander. Dat kun je zien als een risico – vooral met de dunne rijstpapieren wandjes in Japan is dat af en toe best spannend. Maar het is ook de ultieme kans om je kinderen bij te brengen dat de spullen van anderen kostbaar zijn en dat je ze onder geen beding kapot mag maken.”

Stijn: “In Japan gelden sowieso andere normen en waarden dan thuis, het is daar bijvoorbeeld heel ongebruikelijk om te rennen of te schreeuwen. Dat weten de kinderen, want dat hebben we van te voren samen met hen opgezocht. Ook in een vliegtuig en restaurant gelden normen en waarden meer dan thuis. De kinderen mogen daar van ons niet rennen, schreeuwen of op de ipad spelen met het geluid hard aan. Omdat de regels duidelijk zijn, gaan lange vluchten vaak goed.”

Teun: “Ik vind vliegen altijd heel leuk. Je mag er slapen, krijgt lekker eten en kunt heel mooi naar beneden kijken.”

Ellen: “Natuurlijk zijn er minder fijne momenten. Als Teun moet overgeven in het vliegtuig of Tessel tijdens het opstijgen spontaan alles onderplast denk je wel even: waar ben ik aan begonnen. Maar dat zijn uitzonderingen.”

4. Ervaringen zijn belangrijker dan spullen

Ellen: “We kunnen niet op deze manier leven en ook in een mooi huis wonen met dure gadgets en twee auto’s voor de deur. Dat is ook helemaal niet wat we willen. Ervaringen opdoen vinden we veel belangrijker, ook als we in Nederland zijn. We gaan liever een dag met de kinderen op stap dan dat we nieuwe schoenen of kleren kopen.

Stijn: “Die hang naar materialisme hebben we allebei nooit gehad. Een nieuwe auto heeft voor ons geen meerwaarde. Een nieuwe ervaring wel.”

Ellen: “Daar wordt je een completer mens van. Ik verheug me er nu al weer op om nieuwe dingen te zien of me ergens over te verwonderen. Daar worden wij gelukkig van. Het zou een enorme verarming zijn om een dure Prius voor de deur te hebben staan maar minder te ondernemen.”

5. Iedereen is anders

Ellen: “Stijn en ik zijn heel verschillend, dat maakt ons een sterk team. Natuurlijk clasht dat wel eens in een slechte bui, want onbegrip ligt op de loer. We kunnen ons soms enorm irriteren aan hoe de ander iets doet. Dan staat de keuken ineens vol met bakjes gefermenteerd eten en is het een grote puinhoop.”

Stijn: “Of we zijn op pad en Ellen neemt uitgebreid de tijd om een foto te maken, terwijl de kinderen en ik door willen lopen.”

Ellen: “Achteraf kunnen we daar dan wel om lachen, ook omdat we het mooi vinden om te zien dat de ander zo met zijn passie bezig is.”

Stijn: “De kinderen zijn ook heel verschillend. Teun is nogal bedachtzaam en Tessel is juist heel direct. Dat mag. Ze mogen van ons zijn wie ze zijn, we willen ze niet vormen.”

Dit artikel verscheen in 2016 in De Gelderlander

Stijn en Ellen reizen met kinderen

Als Hester de Vries (35) te lang op één plek blijft, gaat het kriebelen. Ze reisde de afgelopen jaren met haar vriend Teun door India, Nepal, Myanmar en Thailand en wil de komende jaren naar Zuid-Amerika, Japan, Canada en Alaska. Ze is niet op vakantie of op reis, dit is haar leven. Ze is een digitale nomade: een locatieonafhankelijke ondernemer die telkens een aantal maanden op een plek blijft. Een levensstijl waar steeds meer Nederlanders voor kiezen. Maar Hester is niet alleen digitale nomade, sinds anderhalf jaar is ze ook moeder van een zoontje, Frits.

Hoe is het om reizend een kind op te voeden? Wat heeft deze levensstijl voor effect op Frits? Waar gaat hij over een paar jaar naar school? En gaat het gezin nog ooit naar huis? Dat lees je in mijn interview met Hester.

Download (PDF, 528KB)

  

 

Vanaf de dag dat kinderen in hun roze of blauwe babykamer terechtkomen, worden ze overspoeld met talloze ideeën en verwachtingen rond hun geslacht: genderstereotypen.  Jongens zijn stoer en druk, meisjes ijverig en lief, bijvoorbeeld. Die stereotypen kunnen kinderen beperken in hun mogelijkheden. Daarover gaat dit artikel, dat verscheen in het februarinummer van JSW.

Download (PDF, 225KB)